In de 18e eeuw werden de landgoederen in Engeland steeds groter. Een eigenaar had dus een steeds groter stuk land.
Hierdoor werd het voor eigenaren steeds interessanter om het land met machines te bewerken. Door deze mechanisatie werden de oogsten en opbrengsten veel groter. Er werd gesproken van een agrarische revolutie.
Er werden steeds meer 'nieuwe' gewassen verbouwd, zoals de aardappel > meer voedsel beschikbaar.
Landeigenaren verdienden veel geld en hadden voldoende kapitaal (geld)
Je kan uitleggen wat de agrarische revolutie inhoudt
Slide 9 - Tekstslide
Demografische revolutie
Door de agrarische revolutie was er mensen genoeg te eten voor alle mensen. En genoeg te eten = meer kinderen ;-)
De bevolking in Engeland werd tussen 1750 en 1850 drie keer zo groot.
Er stierven ook minder mensen aan allerlei ziekten doordat er betere hygiëne en de gezondheidszorg/medische kennis verbeterde snel.
Als de bevolking sterk groeit, doordat er minder mensen sterven, noemen we dat een demografische revolutie.
Je kan uitleggen wanneer met spreekt van een demografische revolutie.
Slide 10 - Tekstslide
Demografische revolutie
Terwijl de bevolking hard groeide was er als gevolg van de mechanisatie in de landbouw voor steeds minder mensen werk. Het werk werd steeds meer door machines gedaan!
Er was dus een dubbel probleem: het aantal mensen nam toe en het aantal banen (in de landbouw) nam af.
Mensen gingen in de stad op zoek naar werk....
Je kan uitleggen wanneer met spreekt van een demografische revolutie.
Slide 11 - Tekstslide
Huisnijverheid
Veel boeren met een kleine boerderij hadden niet meer al hun tijd nodig om hun akkers te bewerken en het vee te verzorgen en ze hadden extra inkomen nodig.
Naast het bewerken van het land maakten de boeren potten, manden, meubels.
Door de bevolkingsgroei was er meer kleding nodig. Dus hielden boeren zich steeds zich bezig met weven en spinnen.
Het thuis produceren van goederen noem je huisnijverheid.
Je kan uitleggen waarom de Industriële Revolutie in Engeland is begonnen.
Slide 12 - Tekstslide
Weven en spinnen
Voor het maken van stoffen (textiel) zijn weven en spinnen belangrijk.
Spinnen = draden maken Weven = met draden stoffen maken.
Voor het weven heb je meer draad nodig dan een spinner kan maken: om één wever aan het werk te houden waren wel 8 tot 16 spinners nodig!
De uitvinder James Hargreaves loste dit probleem op met de uitvinding van de Spinning Jenny. Nu konden er acht draden tegelijk gesponnen worden.
Net als een weefgetouw kon de Spinning Jenny prima in de huisnijverheid worden gebruikt.
Je kan uitleggen waarom de Industriële Revolutie in Engeland is begonnen.
Slide 13 - Tekstslide
Van spierkracht naar waterkracht
De Spinning Jenny was een echte verbetering maar toch ging de productie van stoffen nog steeds erg langzaam. Er werden steeds meer uitvindingen gedaan om de productie van textiel te vergroten.
Zo vond Richard Arkwright een weefgetouw uit dat je kon koppelen aan een waterrad: het waterframe.
Het waterframe was groot èn omdat het stromend water nodig had, werd het geplaatst in gebouwen die daarvoor geschikt waren > de eerste fabrieken.
Je kan uitleggen waarom de Industriële Revolutie in Engeland is begonnen.
Slide 14 - Tekstslide
Van waterkracht naar stoomkracht
Om het Waterframe (waterrad) te laten draaien heb je stromend water nodig, anders draait het rad tenslotte niet. Vooral in de zomer is er niet altijd voldoende stromend water beschikbaar.
Zodoende werkten uitvinders aan een andere oplossing. Deze oplossing was stoomkracht. Door de verbetering die James Watt in 1776 aan de stoommachine toevoegde kon stoomkracht voortaan worden ingezet bij het weven. En bij vervoer. Machines konden nu zelf bewegen, zolang er maar stoom was...
Je kan drie uitvindingen noemen die van belang zijn voor de Industriële Revolutie en uitleggen hoe deze uitvindingen werken.