1 IR in Engeland 1920

Geschiedenis T3
2022-2023
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Geschiedenis T3
2022-2023

Slide 1 - Tekstslide

De industriële samenleving in Nederland

Hoofdvraag: Welke gevolgen had de industrialisatie voor de Nederlandse samenleving

Deelvraag H1: Waarom begon de industriële revolutie in Engeland en hoe verliep deze industriele revolutie? 

Slide 2 - Tekstslide

Les 1 De industriële samenleving in Engeland
Wat moet je kennen en kunnen na deze les? 
  • Je kunt uitleggen wanneer en waarom de Industriële Revolutie juist in Engeland is begonnen.
  • Je kunt beschrijven wat een agrarische revolutie is.
  • Je kunt uitleggen wanneer met spreekt van een demografische revolutie.
  • Je kent de begrippen. 

Slide 3 - Tekstslide

De agrarische revolutie

  • In de 18e eeuw werden de landgoederen in Engeland steeds groter. 
  •  Landeigenaren gingen daarom steeds meer met machines werken.  Door deze mechanisatie werden de oogsten en opbrengsten veel groter. Er werd zelfs gesproken van een agrarische revolutie. Er kwamen ook 'nieuwe' gewassen, zoals de aardappel. 
  • Landeigenaren verdienden zo genoeg kapitaal (geld)

Slide 4 - Tekstslide

Demografische revolutie
  • Door de agrarische revolutie was er genoeg
    te eten voor alle mensen --> Daardoor ook meer kinderen ;-) 
  • De bevolking in Engeland werd tussen 1750 en 1850 drie keer zo groot. 
  • Er stierven ook  minder mensen aan allerlei ziekten doordat er betere hygiëne en de gezondheidszorg/medische kennis verbeterde snel.
  • Als de bevolking sterk groeit, doordat er minder mensen sterven, noemen we dat een demografische revolutie. 

Slide 5 - Tekstslide

Demografische revolutie
  • Als gevolg van de  mechanisatie was er in de landbouw steeds minder werk, terwijl er dus wel veel meer mensen waren. 
  • Er was dus een dubbel probleem: het aantal mensen nam toe en het aantal banen in de landbouw nam af. 

Slide 6 - Tekstslide

Huisnijverheid
  • Veel boeren met een kleine boerderij hadden niet meer al hun tijd nodig om hun akkers te bewerken en het vee te verzorgen.  
  • Naast het bewerken van het land, maakten de boeren potten, manden, meubels om een extra inkomen te krijgen.
  • Naarmate er steeds meer mensen kwamen hielden de kleine boeren zich steeds meer bezig met weven en spinnen.  Ze maakten stoffen om kleding van te maken. 
  • Het thuis produceren van goederen noem je huisnijverheid.  

Slide 7 - Tekstslide

Weven en spinnen
  • Voor het maken van stoffen (textiel) zijn weven en spinnen belangrijk.  Spinnen is de draden maken, weven is met deze draden stoffen maken.
  • Voor het weven heb je meer draad nodig dan een spinner kan maken: om één wever aan het werk te houden waren wel 8 tot 16 spinners nodig! 
  • Dit ging allemaal veel te langzaam.
  • De uitvinder James Hargreaves loste dit probleem  met spinnen op met de uitvinding van de Spinning Jenny.  Nu konden er acht draden tegelijk gesponnen worden.
  • Net als een weefgetouw kon de Spinning Jenny prima in de huisnijverheid worden gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Van spierkracht naar waterkracht
  • Ondanks dat de Spinning Jenny een echte verbetering was, ging de productie van stoffen nog steeds erg langzaam. 
  • Daarom vond Richard Arkwright een weefgetouw uit dat je kon koppelen aan een waterrad: het waterframe.
  • Omdat het waterframe groot was én omdat het stromend water nodig had, werd het geplaatst in gebouwen die daarvoor geschikt waren: de eerste fabrieken. 
 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 13 - Quizvraag

Wat houdt een demografische revolutie in?
A
Meer mensen gaan verhuizen naar de stad
B
Grote bevolkingsgroei
C
Grote hoeveelheid mensen gaat verhuizen
D
Meer mensen doen aan landbouw

Slide 14 - Quizvraag

De agrarische revolutie was een oorzaak van de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat zie je op het plaatje?
A
de schietspoel
B
de spinning jenny
C
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Les 2 De industriële samenleving in Engeland
Wat moet je kennen en kunnen na deze les? 
  • Je kan drie uitvindingen noemen die van belang zijn voor de Industriële Revolutie en uitleggen hoe deze uitvindingen werken. 
  • Je kan uitleggen welke gevolgen de  Industriële Revolutie voor de arbeiders heeft gehad.
  • Je kan uitleggen wat urbanisatie is en hoe de urbanisatie in de 19e eeuw tot stand kwam.  
  • Je kent de begrippen van hoofdstuk 1. 

Slide 18 - Tekstslide

Van waterkracht naar stoomkracht
  • Om het Waterframe (waterrad) te laten draaien heb je stromend water nodig, anders draait het rad tenslotte niet. Vooral in de zomer is er niet altijd voldoende stromend water beschikbaar. 
  • Zodoende werkten uitvinders aan een andere oplossing. Deze oplossing  was stoomkracht.  Door de verbetering die James Watt in 1776 aan de stoommachine toevoegde kon stoomkracht voortaan worden ingezet bij het weven. En bij vervoer.  Machines konden nu zelf bewegen, zolang er maar stoom was...

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Van waterkracht naar stoomkracht
  • Als snel werden er steeds meer fabrieken met stoommachines gebouwd. 
  • Doordat de kennis van de stoommachine ook op vervoer werd toegepast konden er treinen gaan rijden.  Met grondstoffen. En de gemaakte producten uit de fabrieken.  
  • Deze fabrieken konden nu overal worden gebouwd. Dus niet meer perse aan een rivier of aan de zee of dicht bij de benodigde grondstof.  
  • Fabrieken werden steeds vaker in gebieden gebouwd waar genoeg arbeiders voor handen waren. 
  • Werkeloze landarbeiders trokken naar de fabrieken toe en werden fabrieksarbeiders.  
  • En de steden begonnen te groeien en te groeien...

Slide 21 - Tekstslide

Slechte arbeidsomstandigheden
  • Het doel van  fabrikanten was zo snel en zo veel mogelijk veel winst maken.
  • Zodoende wilden ze de kosten laag houden. Hoe minder ze een arbeider betaalden hoe meer zij tenslotte verdienden...
  • Doordat er een overschot aan arbeiders was, konden fabrikanten hun arbeiders lang en hard laten werken tegen een laag loon.  Als het je niet beviel zocht je maar iets anders!  Tijdens de Industriële Revolutie gebeurde dat dan ook veel. Hierdoor waren de arbeidsomstandigheden erg slecht. 
  • Het hele gezin (ook de kinderen) werkte mee en er gebeurden veel ongelukken bij de vaak onveilige machines.  Veel mensen werden ziek in de fabrieken... en uitkeringen of hulp als je ziek was bestond nog niet. 

Slide 22 - Tekstslide

Industriesteden
  • Dankzij de stoommachines was het dus mogelijk om overal fabrieken te bouwen.
  • En omdat arbeiders vooral lopend naar het werk gingen (mensen bezaten nog geen auto of fiets)  wilden/moesten arbeiders het liefst zo dicht mogelijk bij de fabriek wonen. 
  • De dorpen in de buurt van de fabriek groeiden uit tot steden.
  • Mensen trokken massaal van het platteland naar de steden op zoek naar werk . Deze trek van het platteland naar de stad heet urbanisatie.


Slide 23 - Tekstslide

Wonen in drukke steden
  • Bij het bouwen van de duizenden nieuwe arbeidershuizen was vaak niet of amper nagedacht over de aanleg van waterleiding, riolering, straatverlichting, afvalverwijdering of de verharding van de straten en stegen.
  • De huizen waren te klein, te koud,  te vochtig. 
  • De stad was daardoor vies, onveilig, overbevolkt, smerig en ongezond.

Voor de arbeiders een probleem omdat ze ongezond waren en een troosteloos leven leidden.
Voor fabrikanten lastig want de arbeiders waren vaker ziek dan handig was...

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide