thema 3 basisstof 1,2 en 3 oefenen plus formatieve toets
Je kent de doelen van basisstof 1,2 en 3 (volgende les SO)
Je kunt de bestanddelen van het bloed benoemen en je weet de functies
Je kunt 3 typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
Je kun in het bloedvatenstelsel de slagaders en aders benoemen.
Je weet het verschil tussen de kleine en de grote bloedsomloop
Je kunt in een afbeelding de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen (Aorta, longslagader, longader, onderste en bovenste holle der enz.)
Je kunt de kernmerken en functies noemen van het hart en de aansluitende bloedvaten.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Je kent de doelen van basisstof 1,2 en 3 (volgende les SO)
Je kunt de bestanddelen van het bloed benoemen en je weet de functies
Je kunt 3 typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
Je kun in het bloedvatenstelsel de slagaders en aders benoemen.
Je weet het verschil tussen de kleine en de grote bloedsomloop
Je kunt in een afbeelding de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen (Aorta, longslagader, longader, onderste en bovenste holle der enz.)
Je kunt de kernmerken en functies noemen van het hart en de aansluitende bloedvaten.
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Leer de doelen van basisstof 1,2 en 3.
Hoe?
Is je huiswerk klaar? Kijk dan heel goed na!
Maak een samenvatting van alle punten die je moet kennen voor het SO
Teken alle onderdelen na die je moet kennen.
Maak flitskaarten/toetsvragen.
Test jezelf met de formatieve toets (oefentoets)
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de functie van een bloedplaatje?
A
Aanvallen van ziekteverwekkers
B
Vervoeren van zuurstof
C
Bloedstolling
D
Vervoeren van voedingsstoffen, afvalstoffen e
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen
D
liefde
Slide 4 - Quizvraag
Kleine bloedsomloop bestaat uit: Hart - overige organen - hart
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
vanuit de hersenen stroomt bloed naar het hart. Dit bloed is
A
zuurstofrijk
B
zuurstofarm
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de functie van een witte bloedcel?
A
Aanvallen van ziekteverwekkers
B
Vervoeren van zuurstof
C
Bloedstolling
D
Vervoeren van voedingsstoffen, afvalstoffen e
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de functie van een rode bloedcel?
A
Aanvallen van ziekteverwekkers
B
Vervoeren van zuurstof
C
Bloedstolling
D
Vervoeren van voedingsstoffen, afvalstoffen en koolstofdioxide
Slide 8 - Quizvraag
Als bloed langs de longen stroomt, dan zit dat bloed in de...
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop
C
Maag
D
Nieren
Slide 9 - Quizvraag
Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Waar bevindt zich zuurstofarm bloed?
A
1
B
2
C
4
Slide 10 - Quizvraag
Gaan slagaders van het hart af of naar het hart toe?
A
Van het hart af
B
Naar het hart toe
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de functie van bloedplasma?
A
Aanvallen van ziekteverwekkers
B
Vervoeren van zuurstof
C
Bloedstolling
D
Vervoeren van voedingsstoffen, afvalstoffe
Slide 12 - Quizvraag
Als bloed de GROTE bloeds-omloop IN stroomt, dan...
A
is het zuurstof-arm
B
heeft het een blauwe kleur
C
heeft het een rode kleur
D
is het zuurstof-rijk
Slide 13 - Quizvraag
Gaan aderen van het hart af of naar het hart toe?
A
Van het hart af
B
Naar het hart toe
Slide 14 - Quizvraag
Het hart is:
timer
0:20
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme
Slide 15 - Quizvraag
Welk bestanddeel van het bloed zorgt ervoor dat bloed kan stollen?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes
Slide 16 - Quizvraag
Het hart pompt bloed door ons lichaam. Toch heeft het hart zelf ook bloed nodig. Hoe heten de bloedvaten die het hart van zuurstofrijk bloed voorzien?
A
Holle ader
B
Kransader
C
Kransslagader
D
Longader
Slide 17 - Quizvraag
het rondje hart - longen - hart hoort bij
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop
Slide 18 - Quizvraag
Het hart is een..
A
Holle pees
B
Holle spier
Slide 19 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding van het hart. Welke helft bevat koolstofdioxide rijk bloed?
A
Linkerharthelft
B
Rechterharthelft
Slide 20 - Quizvraag
Hart
A
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de aorta
B
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de longader
C
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de holle ader
D
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de longslagader
Slide 21 - Quizvraag
In de afbeelding zie je rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Is deel Q een bloedplaatje?
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
Welk bloedvat is de slagader?
A
1
B
2
C
3
Slide 23 - Quizvraag
slagaders hebben kleppen.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Haarvaten hebben....
A
dikke wanden
B
dunne wanden
C
kleppen in de wanden
Slide 25 - Quizvraag
Haarvaten hebben:
A
De dikste wand
B
Een dikke wand, maar niet de dikste.
C
Een wand die uit 1 cellaag bestaat.
D
Geen wand.
Slide 26 - Quizvraag
Haarvaten lopen door de organen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Hoe ging de toets?
A
Minder goed / slecht
(dik onder de 50)
B
Middelmatig
(beetje 50/50)
C
Redelijk goed
(tussen 50 en 70)
D
Heel goed
(hoger dan 70)
Slide 28 - Quizvraag
Wat ga je nog doen om goed voorbereid te zijn op het SO
Slide 29 - Open vraag
Volgende les:
Je kunt de delen van het urinestelsel benoemen met de kernmerken en hun functies