Oefentoets Plinius Epistulae

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

TW2 Latijn 

Epistolografie

Brief 3

IV.19 2-5: Calpurnia, de ideale vrouw

r. 1: summum est acumen, summa frugalitas

Wat is het onderwerp van est?

1. summum
2. summa
3. acumen, frugalitas
4. ingesloten

r.1: amat me, quod castitatis indicium est'

Waarom is dat zo?

qua (r.3) congrueert met:

1. illa (r.3)
2. sollicitudine (r.3)
3. etiam (r.3)
4. Het ingesloten OW van habet, lectitat, ediscit (zij)

egi (r.4)
Zet deze vorm in de 3e ev praes. ind. act.

1. egit
2. eget
3. agit
4. agat

r.4: nuntient is een:

1. conjunctivus finalis
2. conjunctivus van afhankelijke vraag.
3. indicativus futurum
4. ppa, acc. F. ev

r.5: excitarim, tulerim zijn:

1. conj. perf. act.
2. ind. plqpf. act.
3. ind. fut.ex. act.
4. conj. fut.ex. act.

r.5: eadem is een:

1. acc. M ev.
2. acc. V ev.
3. nom. V ev.
4. nom. N. mv.

r.6: nostras
Hiermee wordt bedoeld:

1. van ons (C+P)
2. van mij (P)
3. voor ons (C+P)
4. voor mij (P)

r.7: versus
is een:

1. nom. M ev.
2. acc. V mv.
3. acc. M. mv
4. nom. M. mv

Verklaar het gebruik van quidem (r.7)

r.8: docente
betekent hier:

1. terwijl ... onderwijst
2. mijn leraar
3. nadat ... onderwezen heeft
4. haar lerares

In spem...adducor (r.9) wordt gevolgd door een AcI. De Infinitivus daarvan is:

1. esse
2. esse concordiam
3. futuram
4. futuram esse

Hoe moet je aetatem in r.10 opvatten?

1. leeftijd
2. in de kracht van zijn leven
3. ouderdom
4. jeugd

Plinius meent dat de liefde tussen hem en Calpurnia alleen maar zal groeien. Op grond waarvan meent hij dat?