article contracté met voorz. à en voorz. de

Hoe zeg je in het Frans dat je een sport doet en een muziekinsstrument bespeelt?
BALSPELEN : JOUER À + LIDW. ANDERE SPORTEN : FAIRE DE + LIDW.
EXEMPLES : JOUER AU FOOT / AU TENNIS / AU BASKET / AU HOCKEY/ AUX BOULES / AU PING-PONG / ETC.
                      FAIRE DU CHEVAL / DE LA NATATION / DE L' ATHLÉTISME / DU JUDO / DU KARATÉ / ETC.
MUZIEKINSTRUMENTEN: JOUER DE + LIDW. 
EXEMPLES : JOUER DE LA FLÛTE, DE LA HARPE , DES ORGUES , DU VIOLON, DE LA BATTERIE, DU PIANO , DE LA TROMPETTE ETC.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe zeg je in het Frans dat je een sport doet en een muziekinsstrument bespeelt?
BALSPELEN : JOUER À + LIDW. ANDERE SPORTEN : FAIRE DE + LIDW.
EXEMPLES : JOUER AU FOOT / AU TENNIS / AU BASKET / AU HOCKEY/ AUX BOULES / AU PING-PONG / ETC.
                      FAIRE DU CHEVAL / DE LA NATATION / DE L' ATHLÉTISME / DU JUDO / DU KARATÉ / ETC.
MUZIEKINSTRUMENTEN: JOUER DE + LIDW. 
EXEMPLES : JOUER DE LA FLÛTE, DE LA HARPE , DES ORGUES , DU VIOLON, DE LA BATTERIE, DU PIANO , DE LA TROMPETTE ETC.

Slide 1 - Tekstslide

WAT IS IN HET FRANS :
DENKEN AAN .....
PRATEN OVER ..... en wat is pijn hebben in of aan......

Slide 2 - Open vraag

Tu as mal où?
J' ai mal ........
Il a mal où?
Il a mal .......

Slide 3 - Tekstslide

Qu' est-ce qu'il fait?
Il joue ............
Qu'est-ce qu'ils font? 
Ils jouent .........

Slide 4 - Tekstslide

DENKEN AAN = PENSER À EN PRATEN OVER = PARLER DE  GEVOLGD DOOR EEN ZELFST.NAAMW. MET BEP. LIDW.
À + LE WORDT VERPLICHT AU
À + L'  BLIJFT ALTIJD À L'
À + LA BLIJFT ALTIJD À LA
À + LES WORDT VERPLICHT VERANDERD IN AUX

DE + LE WORDT VERPLICHT VERANDERD IN DU
DE + L' BLIJFT ALTIJD DE L'
DE + LA BLIJFT ALTIJD DE LA
DE  + LES WORDT VERPLICHT VERANDERD IN DES

Slide 5 - Tekstslide

NOUS AVONS PENSÉ ........
A
À LES VACANCES
B
À LA VACANCE
C
AU VACANCES
D
AUX VACANCES

Slide 6 - Quizvraag

MON PETIT FRÈRE JOUE
A
DU PIANO
B
AUX CARTES
C
DU SAXOPHONE
D
AVEC SES COPAINS

Slide 7 - Quizvraag

JE PARLE .......
A
DE MON ANNIVERSAIRE
B
DU ANNIVERSAIRE
C
DE LA ANNIVERSAIRE
D
DES ANNIVERSAIRE

Slide 8 - Quizvraag

NOUS JOUONS
A
DE LA PÉTANQUE
B
À LA PÉTANQUE
C
AUX ÉCHECS
D
À L' ÉCHECS

Slide 9 - Quizvraag

LEER DE VASTE COMBINATIES WAT MET JOUER À OF JOUER DE OF FAIRE DE : ZIE DE ORANJE SLIDES
JOUER AUX BOULES
FAIRE DU JOGGING
JOUER DU SAXOPHONE

Slide 10 - Tekstslide

HEB JE NOG MOEITE MET HET ARTICLE CONTRACTÉ?

Slide 11 - Open vraag

Wil je oefenen? Maak de oef. met de paarse stip.
Snap je het al? Maak de oef. met de gele stip.

Slide 12 - Tekstslide

REMPLISSEZ
  1. La classe  (sport / gymnastiekt) .............................
  2. On ( voetbalt ) ........................................................
  3. Moi , j'aime ( tenissen) ...........................................
  4. Elise ( rijdt paard ) ..................................................
  5. Jean et Charles ( judoën ) .....................................
  6. Nous ( zwemmen ) ................................................

Slide 13 - Tekstslide

Traduisez correctement:
  1. Wij spelen gitaar:  ..........................................
  2. Jean-Paul drumt :  .........................................
  3. Jullie hebben fluit gespeeld : .....................
  4. Zij speelden piano : ......................................
  5. Ik ga viool spelen : ........................................

Slide 14 - Tekstslide

il a mal aux dents
elle a mal au ventre
le monsieur a mal à l' oreille.
Il a mal au dos.
Le garçon a mal à la gorge.
Le monsieur a mal au dos

Slide 15 - Tekstslide