Les 1 Genotype + fenotype

Thema 2 de mensch
Erfelijkheid
1 / 31
volgende
Slide 1: Woordweb
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 de mensch
Erfelijkheid

Slide 1 - Woordweb

Lesdoel


Verschil weten tussen genotype en fenotype.

Chromosomen, genen en eiwitten

Variatie in genotypen

Slide 2 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen (DNA) liggen in chromosomen

Slide 3 - Tekstslide

Celkern
  • In de celkern ligt de informatie voor erfelijke eigenschappen.
  • Die informatie ligt in de chromosomen (genotype)
  • Chromosomen bestaat uit DNA
  • lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 6 - Quizvraag

Genen
gedeelte van het chromosoom dat staat voor een erfelijke eigenschap.

Je hebt altijd 2 genen van een eigenschap, 1 van je vader en 1 van je moeder.

Slide 7 - Tekstslide

Eigenschappen erf je (genotype)

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontstaat het genotype?

  • Zaadcel met 23 chromosomen van vader + met eicel met 23 chromosomen = bevruchte eicel. 
  • Genotype staat vast
  • gewone celdeling...... elke cel zelfde genotype

Slide 9 - Tekstslide

Ontstaat het fenotype door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

genotype
fenotype

Slide 11 - Tekstslide

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting

Slide 12 - Quizvraag

Hoe ontstaat het fenotype?
  • Alle informatie uit het genotype+ invloeden uit het milieu
  • Je kan je fenotype veranderen, je genotype ....

Slide 13 - Tekstslide

Fenotype
-Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.

Slide 14 - Tekstslide


Ezelsbruggetje:

GENotype

Fenotype = verF

Slide 15 - Tekstslide

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 16 - Quizvraag

Welk van onderstaande eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Rossig haar
D
Zowel A, B als C

Slide 17 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Opdrachten

Basisstof 1 Hoofdstuk  3




timer
10:00000

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoel bereikt?

Basisstof 1:

Verschil weten tussen genotype en fenotype.

Slide 26 - Tekstslide

Zijn er nog dingen waar je extra uitleg over wilt, vragen, opmerkingen?

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Video


Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 29 - Quizvraag


Een tweeling.
Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 30 - Quizvraag

He haar van deze baby is:
A
genotype
B
fenotype

Slide 31 - Quizvraag