7.3 - Samen leven

Hoofdstuk 7 - Soorten en relaties
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7 - Soorten en relaties

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 7 - Soorten en relaties
7.1 - Soorten
7.2 - Populaties
7.3 - Samen leven
7.4 - Relaties
7.5 - Voedselketens

Slide 2 - Tekstslide

Vragen over 7.2
Kijk wat je al/nog weet

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een POPULATIE
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 4 - Quizvraag

Stelling: Wanneer de populatiegrootte toeneemt, neemt automatisch ook de populatiedichtheid toe.
A
Altijd waar, omdat er nu meer dieren zijn
B
Altijd waar, omdat er nu meer dieren per m2 zijn
C
Niet altijd waar, de dieren kunnen zich ook meer verspreiden
D
Niet waar, de dichtheid heeft niets te maken met de grootte

Slide 5 - Quizvraag

waardoor leidt overschrijding van draagkracht meestal tot een lagere draagkracht?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door

Slide 6 - Quizvraag

Een soort is een invasieve exoot als deze..
A
..uit het buitenland komt.
B
..uit een ander leefgebied komt en zich in het nieuwe gebied voortplant.
C
..bestaande soorten bejaagt.
D
uit een ander leefgebied komt en zijn nieuwe ecosysteem verstoort.

Slide 7 - Quizvraag

Je spreekt van een plaag als..
A
de meerderheid van de mens last van een soort ervaart
B
de populatiegrootte een bepaalde grens overschrijdt
C
populatiegrootte zo is dat 't ecosysteem het niet kan dragen

Slide 8 - Quizvraag

Met een monocultuur heb je minder kans op een plaag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Bij klonen spreek je van...
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 10 - Quizvraag

7.3 - Samen leven

Slide 11 - Tekstslide

Doelen van de paragrafen
Je weet wat een symbiose inhoudt
Je kan het verschil uitleggen tussen mutualisme, parasitisme en commensalisme
Je kan van alle drie soorten symbiose een of meer voorbeelden noemen en herkennen

Slide 12 - Tekstslide

Symbiose
Soorten leven samen - langdurige relatie tussen organismen van verschillende soorten

Wie heeft er voordeel van? 
Heeft de ander voordeel, nadeel of geen effect?

Slide 13 - Tekstslide

Symbiose in de klas
Mutualisme
Commensalisme
Parasitisme

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Opdrachten 7.3


Slide 16 - Tekstslide

7.3 - Vragen

Slide 17 - Tekstslide

Wat is symbiose?

Slide 18 - Open vraag

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 19 - Quizvraag

Deze symbiose is...
(er komen wormen uit de vis)
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 20 - Quizvraag

Kokkels groeien op de vinnen van een walvis. De kokkel krijgt meer eten, maar de walvis zwemt daardoor minder snel. Dit is dus...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 21 - Quizvraag

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 22 - Quizvraag

Een zuigvis lift mee op een haai.
De haai heeft er geen last van.
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 23 - Quizvraag

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 24 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van...
A
Commensalisme
B
Mutualisme
C
Parasitisme

Slide 25 - Quizvraag

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 26 - Quizvraag

Waarbij is er sprake van mutualisme?
A
Bij de relatie tussen de hommel en de tomatenplant( De hommel gebruikt het vstuifmeel dan als voedsel)
B
Witte vliegjes op de bladeren van de tomatenplant( De witte vliegje gebruiken het plantensap als voedsel)
C
De schimmelsoort roetdauw die leeft op de honingdauw die de witte vlieg uitscheidt
D
Alles is mogelijk

Slide 27 - Quizvraag