W10 3K2 BIO HSS THEMA 6 BS 3 Het Oog

BS 3: Het oog 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BS 3: Het oog 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les: 
Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog noemen met hun functies en kenmerken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Hoe kun je zien?

Gezichtszintuig

Slide 6 - Tekstslide

Je reukzintuig is een deel van het:
A
neusholte
B
keelholte
C
tong
D
neusslijmvlies

Slide 7 - Quizvraag

Horen, proeven, ruiken, zien

Slide 8 - Tekstslide

Hoe hoor je?
-geluid is trillende lucht
-oorschelp vangt geluiden op
-geluid door gehoorgang
-trommelvlies gaat trillen
-gehoorbeentjes gaan trillen
-haartjes in slakkenhuis gaan trillen
-gehoorzintuigen maken impuls
-gehoorzenuw geeft impulsen door

Slide 9 - Tekstslide

Maak de zin af: De weg van het geluid start bij de oorschelp, gehoorgang, trommelvlies....................gehoorzenuw

Slide 10 - Open vraag

Leerdoelen 6.2 en 6.3
Ik kan de onderdelen van de neus, het oor en het oog benoemen
Ik kan de route van geur, geluid en licht opnoemen
Ik kan prikkels, zintuigen en waarneming uitleggen bij horen, ruiken, proeven en zien 

Slide 11 - Tekstslide

proeven
Je proeft met je smaakpapillen:
zoet, zout, zuur, bitter en umami

Om verschillen te proeven, heb je ook het reukzintuig nodig.

bijv. verschil suiker en honing

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer hoor je iets?
A
Als geluidstrillingen de gehoorgang binnenkomen
B
Als geluidstrillingen het trommelvlies en de gehoorbeentjes laten trillen
C
Als geluidstrillingen speciale 'haartjes' in het slakkenhuis prikkelen
D
Als impulsen vanuit het slakkenhuis via de gehoorzenuw de hersenen bereiken

Slide 13 - Quizvraag

Even herhalen... 6.1!
Zintuig = Orgaan wat reageert op prikkels
Adequate prikkel = een prikkel waar een zintuigcel speciaal gevoelig voor is (reukzintuig voor ruiken)
Drempelwaarde = de zwakste prikkel die je nog waarneemt
Hoe lager de drempelwaarde van een zintuigcel hoe gevoeliger voor prikkels en hoe meer er wordt waargenomen.


Slide 14 - Tekstslide

Binnenkant oog
  1. Harde oogvlies
    Hoornvlies
  2. Vaatvlies
    Iris en pupil
  3. Netvlies
    Gele vlek en blinde vlek

Slide 15 - Tekstslide

De buitenkant van een oor
In de oren liggen de gehoorzintuigen. Met je gehoorzintuigen neem je geluid waar. Geluid bestaat uit trillingen van de lucht. De oorschelp vangt deze trillingen op. Daarna gaan de trillingen de gehoorgang in (zie afbeelding).

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de drempelwaarde?
A
De kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt
B
Een hevige prikkel die een reactie teweeg brengt
C
Het moment dat de prikkel net overgaat in pijn

Slide 17 - Quizvraag

Reukzintuig
Neusholte --> neusslijmvlies, met reukzintuigcellen.

Slide 18 - Tekstslide

Een zintuig met een hoge drempelwaarde
zal eerder reageren op een prikkel dan
een zintuig met een lage drempelwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Check! Leerdoelen 6.2 en 6.3
Ik kan de onderdelen van de neus, het oor en het oog benoemen
Ik kan de route van geur, geluid en licht opnoemen
Ik kan prikkels, zintuigen en waarneming uitleggen bij horen, ruiken, proeven en zien 

Slide 20 - Tekstslide

Welke uitspraken zijn waar?
1) In je vingertoppen zitten meer tastzintuigjes dan in de palm van je hand
2) Als je je vinger in koud water stopt, dan werken zowel de warmtezintuigen en koudezintuigen
A
Beide onjuist.
B
1 is juist
C
2 is juist
D
Beide juist

Slide 21 - Quizvraag

In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan.

Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?


A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies.
B
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes.
C
Trommelvlies – gehoorbeentjes – gehoorgang.

Slide 22 - Quizvraag

Het reukzintuig
Bedekt met neusslijmvlies
Boven in de neusholte de reukzintuigcellen met reukharen
Geur is de prikkel

Slide 23 - Tekstslide

Ruiken 
  • In de neusholte zit het reukzintuig
  • De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies

  • geurstoffen zijn prikkels die het reukzintuig opvangt
  • reukzintuigen maken impulsen
  • reukzenuwen geven impulsen door aan hersenen

Slide 24 - Tekstslide

Gehoorzintuig
prikkel: geluid
zintuig: gehoorzintuig
orgaan: oor
waarneming: horen

Slide 25 - Tekstslide

bolle lens dan.......
A
veraf scherp
B
dichtbij scherp

Slide 26 - Quizvraag

ruiken en proeven

Slide 27 - Tekstslide

De oor van binnen
De trommelvlies en gehoorbeentjes sturen geluiden (trillingen)  door naar het slakkenhuis.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe ruik je?
  • Je ruikt met je reukzintuig

  • Het reukzintuig is deel van
     het neusslijmvlies

  • Geurstoffen komen via de 
     lucht bij het reukzintuig

Slide 29 - Tekstslide

Proeven!

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen

Slide 31 - Tekstslide

het netvlies van een oog zit
A
aan de voorkant van het oog
B
in het midden van het oog
C
aan de binnenkant aan de achterkant van het oog
D
loopt van het oog naar de hersenen

Slide 32 - Quizvraag

Hoe heet deel Q?
A
Pupil
B
Hoornvlies
C
Iris
D
Lens

Slide 33 - Quizvraag

Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 34 - Quizvraag

Op welke plek zitten geen oogzintuigcellen?
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies

Slide 35 - Quizvraag

Het oog bestaat uit de volgende lagen:
A
harde oogvlies
B
harde oogvlies/vaatvlies/netvlies
C
harde oogvlies/netvlies
D
harde oogvlies/vaatvlies

Slide 36 - Quizvraag

Je ogen krijgen bescherming door:
A
Oogleden en wenkbrauwen
B
Oogleden met wimpers
C
Wenkbrauwen
D
Wenkbrauwen, oogleden met wimpers

Slide 37 - Quizvraag

Wat beschermt onze ogen tegen vliegjes?
A
wenkbrauwen
B
oogleden
C
wimpers

Slide 38 - Quizvraag

Wat zorgt er voor dat zweet niet in onze ogen kan lopen?
A
wenkbrauwen
B
wimpers
C
oogleden

Slide 39 - Quizvraag

hoe heet het zwarte rondje in je oog?
A
pupil
B
iris
C
wimpers
D
wenkbrauw

Slide 40 - Quizvraag