In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
The Test
Show me what yhou already know!
Today we are going to practice with all the vocabulary and grammar that you need to know for the test.
Slide 2 - Tekstslide
Vocabulary & expressions
Slide 3 - Tekstslide
Vertaal het woord naar het Nederlands
Can you bring me my jumper? I'm cold
Slide 4 - Open vraag
Vertaal het woord naar het Nederlands
I will see you in the afternoon
Slide 5 - Open vraag
Vertaal het woord naar het Nederlands
the color red can be seen in the rainbow.
Slide 6 - Open vraag
Vertaal het woord naar het Nederlands
I live in a small village.
Slide 7 - Open vraag
Vertaal de Nederlandse zin naar Engels.
Het is tien minuten hiervandaan.
Slide 8 - Open vraag
Vertaal de Nederlandse zin naar Engels.
Laten we aanstaande maandag gaan.
Slide 9 - Open vraag
Vertaal de Nederlandse zin naar Engels.
Wat doe je normaal gesproken 's avonds?
Slide 10 - Open vraag
GRAMMAR!!!
Slide 11 - Tekstslide
Do you remember? A/AN
A - gebruik je als bij het volgende woord de eerste letter klinkt als een medeklinker: a boat, a jumper, a friend, uniform (uniform spreek je uit als junivorm)
An - gebruik je als bij het volgende woord de eerste letter klinkt als klinker: an aunt, an egg, an apple, an hour (hour spreek je uit als our)
Slide 12 - Tekstslide
___ ugly jumper
A
a
B
an
Slide 13 - Quizvraag
___ bad mood
A
a
B
an
Slide 14 - Quizvraag
___ lost teddy bear
A
a
B
an
Slide 15 - Quizvraag
___ answer
A
a
B
an
Slide 16 - Quizvraag
___ hour
A
a
B
an
Slide 17 - Quizvraag
To have got - Hebben
Slide 18 - Tekstslide
______ my history book?
A
have you got
B
has you got
Slide 19 - Quizvraag
She ______ my history book.
A
haven't got
B
hasn't got
Slide 20 - Quizvraag
I ___ the history book.
A
have got
B
has got
Slide 21 - Quizvraag
They ______ the password to the computer.
A
have got
B
has got
Slide 22 - Quizvraag
George ______ time for that.
A
have not got
B
has not got
Slide 23 - Quizvraag
Tell the time
example: it's ten past eight
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
it's ten past ten
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Its nine o'clock
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
its a quarter past two
Slide 30 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
Slide 31 - Tekstslide
They are working, can you help ____
A
her
B
him
C
us
D
them
Slide 32 - Quizvraag
Vanessa is sleeping, don't disturb ___
A
her
B
him
C
us
D
you
Slide 33 - Quizvraag
May I ask _____ a question, sir?
A
they
B
him
C
I
D
you
Slide 34 - Quizvraag
The boy fell, can you help ____.
A
they
B
him
C
her
D
you
Slide 35 - Quizvraag
I'm ready for the test
YES
MWAH
NO
Slide 36 - Poll
Time for questions
Use the rest of the lesson to study for tomorrow's test.