Reclame en Column

Paragraaf 4.3 Reclame
Talent Max
Nederlands
3HV
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4.3 Reclame
Talent Max
Nederlands
3HV

Slide 1 - Tekstslide

Je leert over...
  • het verschil tussen ideële en commerciële reclame
  • het doel van reclame 
  • hoe je een reclame schrijft

Slide 2 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je?
(Er zijn er 4)

Slide 3 - Open vraag

doel van de schrijver (tekstdoel)
  1. Informeren
  2. Overtuigen
  3. Amuseren
  4. Activeren

Slide 4 - Tekstslide

Commerciële reclame:

Is bedoeld om je te verleiden tot een aankoop.
Ideële reclame:

Wil de mentaliteit en het gedrag van mensen beïnvloeden. ​


Slide 5 - Tekstslide

Welk woord herken je in het woord 'ideële'? Wat zou ideële reclame dan zijn?

Slide 6 - Open vraag

Reclame
  • eerst interesse wekken en dan overhalen tot actie
  • beeld is dus erg belangrijk! 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Is dit een voorbeeld van commerciële of ideële reclame?
A
commerciële
B
ideële

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Wat wil men bereiken met deze reclame?

Slide 11 - Open vraag

Is dit een voorbeeld van commerciële of ideële reclame?
A
commerciële
B
ideële

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste tekstdoel van een reclame?

Slide 13 - Open vraag

Wat wil een maker van een reclame bereiken?

Slide 14 - Open vraag

Dit is een...
A
commerciële reclame
B
ideële reclame

Slide 15 - Quizvraag

Dit is een...
A
commerciële reclame
B
ideële reclame

Slide 16 - Quizvraag


A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 17 - Quizvraag


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 18 - Quizvraag


A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 19 - Quizvraag


A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 20 - Quizvraag

Wat is sluikreclame?
A
stiekeme reclame
B
reclame die duur is
C
reclame voor sluik haar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van sluikreclame?
A
Een inhaker van Bol.com op de relatiebreuk van Wes en Yolanthe
B
Een reclame in je Facebookoverzicht
C
Een bepaald merk frisdrank dat in beeld komt bij GTST
D
Een artikel in een tijdschrift over de voordelen van botox

Slide 22 - Quizvraag

Paragraaf 4.3
Maak nu opdracht 5

Slide 23 - Tekstslide

Paragraaf 4.3 Column
Talent Max
Nederlands
3HV

Slide 24 - Tekstslide

Je begrijpt...

  • wat een column is
  • wat het doel van een column is
  • hoe je een column schrijft

Slide 25 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij een column?

Slide 26 - Woordweb

Wat is een column?
  • stukje in krant of tijdschrift (of gesproken op tv of radio) waarin de schrijver zijn mening geeft over een onderwerp
  • woord column = vorm van kolom  = ruimte die een krant reserveert voor het stukje
  • vaste plek in een krant of tijdschrift
  • sluit aan bij wat er in het dagelijks leven gebeurt
  • soms humoristisch, soms provocerend
  • altijd de persoonlijke kijk op de wereld van de columnist

Een columnist geeft een beschrijving van een gebeurtenis en maakt daarbij zijn eigen mening duidelijk. 

Een column moet een emotie bij de lezer losmaken, de lezer moet erom kunnen lachen, het stemt hem tot nadenken of maakt hem boos. 

Columns worden geschreven over een bepaald onderwerp: politiek, voetbal, showbizz, paardrijden, enz, enz. 

Slide 27 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je?
(Er zijn er 4)

Slide 28 - Open vraag

doel van de schrijver (tekstdoel)
  1. Informeren
  2. Overtuigen
  3. Amuseren
  4. Activeren

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Column
  • Regelmatig verschijnend kort stukje proza
  • vaste maker
  • krant, tijdschrift, youtube, radio, tv
  • inhoud moeilijk te typeren,
  • wel vaak vanuit persoonlijk naar politiek, maatschappelijk
  • mening schrijver is belangrijk
  • overtuigen of amuseren of beide!

Slide 31 - Tekstslide


A
Dit is een column, want er zit humor en overdrijving in.
B
Dit is geen column, want het stuk bevat alleen feiten

Slide 32 - Quizvraag


A
Dit is een column, want het gaat over een bekend probleem.
B
Dit is geen column, want het stuk bevat alleen feiten.

Slide 33 - Quizvraag


A
Dit is een column, want er zit humor en overdrijving in.
B
Dit is geen column, want het stuk bevat alleen feiten

Slide 34 - Quizvraag


A
Dit is een column, want het gaat over een bekend probleem.
B
Dit is geen column, want het stuk bevat alleen feiten.

Slide 35 - Quizvraag

Stel jezelf tijdens het schrijven
de volgende vragen.
  • Is de column persoonlijk?
  • Bevat de column de mening van de schrijver?
  • Gaat de column over een herkenbaar probleem?
  • Is de column kritisch?
  • Is de column verrassend?
  • Bevat de column humor?
  • Zet de column je aan het denken?

Slide 36 - Tekstslide

Structuur column:
Inleiding (1 alinea)
 Spannende binnenkomer
 Onderwerp noemen
 Mening geven

Kern (2 of meer alinea's)
 Argumenten bij de mening geven
 Per argument een nieuwe alinea

Slot  (1 alinea)
Afronden: goede uitsmijter / grapje en / of originele conclusie
Spannende binnenkomer
Heel belangrijk: de eerste zin!
Tip: begin gewoon met schrijven en als je de eerste versie af hebt, kijk je of er ergens een goede eerste zin in je tekst staat. Verplaats dan de zin naar het begin van je column en pas de rest van je tekst een beetje aan.

Vergeet de humor niet!

Slide 37 - Tekstslide

Paragraaf 4.3
Maak nu opdracht 17

Slide 38 - Tekstslide