Les 4 Hoog en laag geluid

Hoofdstuk 8 Geluid
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8 Geluid

Slide 1 - Tekstslide

herhaling Leerdoelen
Paragraaf 2: Geluidssnelheid

9.2.1 Je kunt berekeningen maken met de geluidssnelheid.

9.2.2 Je kunt benoemen wat er met geluid gebeurt als het een oppervlak van een ander materiaal tegenkomt.

9.2.3 Je kunt het gebruik van echoscopie beschrijven.

9.2.4 Je kunt het gebruik van echolood beschrijven.

9.2.5 Je kunt berekeningen maken met geluid bij een echo.




Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Paragraaf 3: Hoog en laag geluid

9.3.1 Je kunt het verband leggen tussen toonhoogte en frequentie.
9.3.2 Je kunt de toonhoogte in verband brengen met de lengte en de dikte van een snaar en met de spankracht in de snaar.
9.3.3 Je kunt het frequentiebereik van het menselijk gehoor benoemen.
9.3.4 Je kunt de functie van een toongenerator en een oscilloscoop beschrijven.
9.3.5 Je kunt op een beeld van een oscilloscoop hoge en lage tonen van elkaar onderscheiden.

Slide 3 - Tekstslide

Toonhoogte
Met je stem kun je hoge en lage tonen maken.

 Als je op een heel hoge toon praat, voel je het geluid hoog in je keel.

 Praat je met een heel lage stem, dan voel je het geluid laag in je keel.

Slide 4 - Tekstslide

Toonhoogte
 Een korte, dunne gitaarsnaar trilt snel. Als je deze snaar aanslaat, hoor je een hoge toon. 

Bij een hoge toon trilt de snaar snel.

 Een lange, dikke gitaarsnaar trilt langzamer. De toon van deze snaar is lager.

Als je een gitaar een tijdje niet hebt gebruikt, klinken de snaren vals. Dat komt doordat de snaren niet meer strak genoeg gespannen zijn. Je moet de snaren van de gitaar dan stemmen.


Slide 5 - Tekstslide

Stemmen
Elke snaar zit vast aan een stemschroef. 

Met die schroef kun je de snaar strakker of losser draaien.

 Zo verander je de toonhoogte van de snaar. 
Maak je de snaar losser, dan wordt de toon lager. 
Draai je de snaar strakker, dan wordt de toon hoger.

Slide 6 - Tekstslide

Frequentie
De toonhoogte van een geluid hangt af van het aantal trillingen per seconde. 

Bij een snelle beweging zijn er veel trillingen per seconde. Je hoort dan een hoge toon.

 Het aantal trillingen per seconde noem je de frequentie. 

Bij een grote frequentie heb je een hoge toon.

Slide 7 - Tekstslide

Frequentie
Bij muziek worden de tonen aangegeven met letters. 
Zo geeft de tweede snaar van een gitaar de toon A. 
Toon A heeft een frequentie van 440 trillingen per seconde.
1 trilling per seconde noem je 1 hertz.
Je zegt dan: toon A heeft een frequentie van 440 hertz.
Hertz kun je afkorten met Hz. 440 hertz wordt dan 440 Hz.

Slide 8 - Tekstslide

frequentiebereik
• in de bergen

• in een lege zaal

• in een echoput

• tussen hoge gebouwen

• in een tunnel of onder een viaduct

Slide 9 - Tekstslide

Toongenerator

Een toongenerator is een elektrisch apparaat dat geluidstrillingen maakt. 

Een toongenerator kun je precies instellen op een frequentie.

 Je kunt een toongenerator ook downloaden op de computer, of als app op je telefoon.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Oscilloscoop
Schepen gebruiken ook een echo.

Onder het schip hangt een apparaat dat geluid naar de zeebodem stuurt. Dit apparaat heet een echolood.

De zeebodem kaatst het geluid terug naar het schip. Een ontvanger onder het schip vangt de echo op. Een computer meet hoelang het geluid onderweg is geweest. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

huiswerk


Opdracht 1 tot en met 22


Slide 14 - Tekstslide