Hoofdstuk 9.3 Hoog en laag geluid B4 les 3

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H9: Geluid
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Basis 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

9.2: Geluidssnelheid
Introductie
§ 9.1 Trillingen en tussenstof
§ 9.2 Geluidssnelheid

§ 9.3 Hoog en laag geluid
§ 9.4 Hard en zacht geluid
§ 9.5 Geluidshinder

Slide 4 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite

Slide 6 - Tekstslide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 7 - Woordweb

Terugblik
  1. Je kunt berekeningen maken met de geluidssnelheid.
  2. Je kunt benoemen wat er met geluid gebeurt als het een oppervlak van een ander materiaal tegenkomt.
  3. Je kunt het gebruik van echoscopie beschrijven.
  4. Je kunt het gebruik van echolood beschrijven.
  5. Je kunt berekeningen maken met geluid bij een echo.

Slide 8 - Tekstslide

geluidsbron                  Tussenstof                  Ontvanger
Op welke plek pak je de geluidshinder aan?
Dempende koptelefoon
Geluidswal bij de snelweg
Geluid zachter zetten
Raam dicht doen
Oordoppen indoen

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is de snelheid van geluid in lucht
A
340 m/s
B
1510 m/s
C
5300 m/s
D
300 000 000 m/s

Slide 10 - Quizvraag

Wat zit er in je oren waarmee je het geluid wordt opgevangen (de ontvanger)
A
Trommelvlies
B
oorschelp
C
oorlel
D
oorsmeer

Slide 11 - Quizvraag

9.3: Hoog en laag geluid

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen 9.3 Hoog en laag geluid
  1. Je kunt het verband leggen tussen toonhoogte en frequentie.
  2. Je kunt de toonhoogte in verband brengen met de lengte en de dikte van een snaar en met de spankracht in de snaar.
  3. Je kunt het frequentiebereik van het menselijk gehoor benoemen.
  4. Je kunt de functie van een toongenerator en een oscilloscoop beschrijven.
  5. Je kunt op een beeld van een oscilloscoop hoge en lage tonen van elkaar onderscheiden.

Slide 13 - Tekstslide

Toonhoogte
Met je stem kun je hoge en lage tonen maken. 
Als je op een heel hoge toon praat, voel je het geluid hoog in je keel. Praat je met een heel lage stem, dan voel je het geluid laag in je keel.

Muziekinstrumenten kunnen hoge en lage tonen maken.
Toonhoogte:
Geeft aan hoe hoog of laag geluid klinkt.

Slide 14 - Tekstslide

Toonhoogte

Slide 15 - Tekstslide

Toonhoogte van een gitaar

Slide 16 - Tekstslide

Hoe krijg je een hoge toon bij een snaarinstrument?
A
Korte, dunne en strakke snaren
B
Korte, dunne en losse snaren
C
Lange, dikke en strakke snaren.
D
Lange, dikke en losse snaren.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is frequentie?
De toonhoogte van een geluid hangt af van het aantal trillingen per seconde.

Het aantal trillingen in één seconde = Frequentie
De eenheid is Hertz (Hz)

Hoe sneller iets trilt, hoe hoger de frequentie. 
Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon klinkt.

Slide 18 - Tekstslide

Frequentie bereik van ons gehoor
Frequentiebereik: 
De frequenties van de geluiden die je kunt horen.

Frequentiebereik

Het gebied tussen de 
20 Hz en 20 000 Hz kunnen mensen wel horen.

Slide 19 - Tekstslide

Toongenerator 
Een toongenerator is een elektrisch apparaat dat geluidstrillingen maakt. Een toongenerator kun je precies instellen op een frequentie. Je kunt een toongenerator ook downloaden op de computer, of als app op je telefoon.



Toongenerator:
Apparaat dat tonen van één frequentie maakt.

Slide 20 - Tekstslide

Geluidstrillingen zichtbaar maken
Met een proefje kun je de trillingen wel zichtbaar maken. 
Zie afbeelding. 
Een trillende stemvork wordt over een glasplaatje getrokken. 
Op het glasplaatje zit roet. 
De stemvork tekent een golvende lijn van trillingen in het roet.

Slide 21 - Tekstslide

De oscilloscoop
Een oscilloscoop kan geluidstrillingen omzetten in een elektrisch signaal.

Met de oscilloscoop kun je geluid "zichtbaar" maken. 





In plaats van een oscilloscoop kun je een computer gebruiken. 

Slide 22 - Tekstslide

De oscilloscoop







Hoe meer golven op het scherm, hoe meer trillingen per seconde  (C).
Een brede golf betekent een kleine frequentie (A). 
Bij meer golven in dezelfde tijd worden de golven op het scherm smaller. De frequentie is dan groter. Hoe meer golven op het scherm, hoe hoger de toon van het geluid

Slide 23 - Tekstslide

Samenvatting:
Dunne en korte snaren geven een hoge toon.
Lange en dikke snaren geven een lage toon.
Als je een snaar strakker draait, dan wordt de toon hoger.
Draai je de snaar losser, dan wordt de toon lager.
De toonhoogte van geluid hangt af van het aantal trillingen per seconde.
Bij veel trillingen per seconde hoor je een hoge toon.
Bij weinig trillingen per seconde hoor je een lage toon.
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
1 trilling per seconde is 1 hertz (Hz).
Het frequentiebereik bestaat uit alle toonhoogten die je kunt horen.
Het frequentiebereik van mensen ligt tussen 20 Hz en 20 000 Hz.
Mensen hebben een ander frequentiebereik dan dieren.
Een toongenerator is een elektrisch apparaat dat geluidstrillingen maakt.
Met een oscilloscoop maak je de trillingen van geluid zichtbaar op een scherm.
Hoe meer golven je op een scherm ziet, hoe hoger de toon is. Hoe hoger de toon, des te groter is de frequentie.



Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 9.3
1 t/m 20 
Je mag samenwerken!

Slide 25 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 26 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 27 - Woordweb

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt het verband leggen tussen toonhoogte en frequentie.
  2. Je kunt de toonhoogte in verband brengen met de lengte en de dikte van een snaar en met de spankracht in de snaar.
  3. Je kunt het frequentiebereik van het menselijk gehoor benoemen.
  4. Je kunt de functie van een toongenerator en een oscilloscoop beschrijven.
  5. Je kunt op een beeld van een oscilloscoop hoge en lage tonen van elkaar onderscheiden.

Slide 28 - Tekstslide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 32 - Tekstslide