4.2 Smeltpunt en kookpunt

4.1 Terugblik
  1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.
  2. Je kunt met voorbeelden toelichten hoe je stoffen van elkaar kunt scheiden.
  3. Je kunt beschrijven wat er met de moleculen gebeurt als je een stof zuivert.
  4. Je kunt vijf stofeigenschappen benoemen en stoffen daarmee van elkaar onderscheiden.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 Terugblik
  1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.
  2. Je kunt met voorbeelden toelichten hoe je stoffen van elkaar kunt scheiden.
  3. Je kunt beschrijven wat er met de moleculen gebeurt als je een stof zuivert.
  4. Je kunt vijf stofeigenschappen benoemen en stoffen daarmee van elkaar onderscheiden.

Slide 1 - Tekstslide

zuivere stof
mengsel

Slide 2 - Sleepvraag

Stofeigenschappen die overeen komen
Stofeigenschappen die verschillend zijn
Smaak
Geur
Kleur
Brandbaarheid

Slide 3 - Sleepvraag

Residu
Filtraat

Slide 4 - Sleepvraag

Is de massa van een stof een stofeigenschap?


A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

4.2 Smeltpunt en kookpunt
4.2.1 Je kunt stoffen van elkaar onderscheiden op basis van hun fase bij kamertemperatuur.
4.2.2 Je kunt het smeltpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
4.2.3 Je kunt beschrijven wat er in een vloeistof gebeurt als de stof aan het koken is.
4.2.4 Je kunt het kookpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
4.2.5 Je kunt uitleggen waarom je bij het kookpunt ook de luchtdruk moet vermelden.
4.2.6 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met ‘het kooktraject van een mengsel’. (extra stof)

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen: 4.2 Smeltpunt en kookpunt
  1. Je kunt stoffen van elkaar onderscheiden op basis van hun fase bij kamertemperatuur.
  2. Je kunt het smeltpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
  3. Je kunt beschrijven wat er in een vloeistof gebeurt als de stof aan het koken is.
  4. Je kunt het kookpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
  5. Je kunt uitleggen waarom je bij het kookpunt ook de luchtdruk moet vermelden.

Slide 7 - Tekstslide

Fasen: Vaste stof, vloeistof en gas
Fase:
Vorm waarin een stof voor kan komen: als vaste stof, als vloeistof of als gas.
De fase is één van de eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen.
Water bij 25°C  => Vloeistof  (vloeibaar fase)
Water bij 0 °C  =>  Ijs (vaste-fase) 
Water bij 100°C => Waterdamp (gas-fase)
 Sommige vloeistoffen verdampen heel snel, als je ze niet goed afsluit.
Je zegt dat zo’n vloeistof vluchtig is, bijvoorbeeld benzine.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Zet alle faseovergangen op hun juiste plaats.
Vervluchtigen
Rijpen
Condenseren
Verdampen
Bevriezen
Smelten

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Smeltpunt en stolpunt
  • Smeltpunt:
  • Temperatuur waarbij een stof smelt.
  • Iedere stof heeft een eigen smeltpunt. 
  • Smeltpunt is een stofeigenschap

  • Stolpunt:
  • Temperatuur waarbij een vloeistof vast wordt.
  • Iedere stof heeft een eigen stolpunt.
  • Stolpunt is een stofeigenschap

Slide 15 - Tekstslide

Kookpunt
Zolang de vloeistof kookt, 
blijft de temperatuur constant ‘op het kookpunt’.

Kookpunt
  • Temperatuur waarbij een stof kookt.
  • Iedere stof heeft een eigen kookpunt.
  • Kookpunt is een stofeigenschap.

Slide 16 - Tekstslide

Kookpunt
De hoogte van het kookpunt is afhankelijk van de luchtdruk.
Hoe hoger de luchtdruk, des te hoger het kookpunt. 

Dat komt doordat er zich minder 
gemakkelijk dampbellen vormen als de 
druk op de vloeistof groter is. 
Meestal wordt het kookpunt van een stof
 opgegeven bij een ‘standaard’ luchtdruk van 1000 mbar (100 kPa).

Slide 17 - Tekstslide