Thema 4 - BS2 vragen
1 / 16
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke cellen behoren er niet tot de fagocyten?
A
Macrofagen
B
Dendritische cellen
C
Granulocyten
D
B-cellen
Slide 2 - Quizvraag
B-cellen behoren tot...
A
... het verworven immuunsysteem
B
... het aangeboren immuunssyteem
Slide 3 - Quizvraag
T-cellen behoren tot...
A
... het specifieke immuunsysteem
B
... het aspecifieke immuunsysteem
Slide 4 - Quizvraag
Welke uitspraak is waar over hoe lymfocyten antigenen herkennen?
A
Pathogenen scheiden een bepaalde stofje (cytokinen) uit waar lymfocyten op reageren
B
Alle ziekteverwekkers dragen allemaal hetzelfde antigen, en dat herkennen de lymfocyten
C
De receptoren op lymfocyten herkennen specifieke antigenen (sleutel-slot principe)
D
Andere immuuncellen scheiden stofjes uit die signaleren dat er pathogenen/antigenen aanwezig zijn
Slide 5 - Quizvraag
Wat doen macrofagen niet?
A
Antistoffen maken
B
Antigenen op hun buitenzijde presenteren
C
Koorts veroorzaken
D
Bloedvaten vernauwen
Slide 6 - Quizvraag
Op welke cel vind je geen MHC-I molecuul?
A
Rode bloedcel
B
Levercel
C
Hartspiercel
D
Huidcel
Slide 7 - Quizvraag
In de slijmvlieslaag van je longen vind je veel dendritische cellen.
(2p) Waarom is het logisch dat je er daar veel vindt?
(2p) Waarom is het logisch dat je er daar veel vindt?
Slide 8 - Open vraag
Koorts is een effect van een infectie. Dit wordt niet veroorzaakt door het pathogeen, maar juist door ons eigen immuunsysteem.
(2p) Waarom zou ons eigen immuunsysteem de lichaamstemperatuur willen verhogen?
(2p) Waarom zou ons eigen immuunsysteem de lichaamstemperatuur willen verhogen?
Slide 9 - Open vraag
Lymfocyten herkennen ziekteverwekkers aan antigenen.
Een groot deel van de miljoenen verschillende lymfocyten wordt niet gebruikt.
(1p) Waarom maakt het lichaam alsnog zo’n groot aantal verschillende lymfocyten?
Een groot deel van de miljoenen verschillende lymfocyten wordt niet gebruikt.
(1p) Waarom maakt het lichaam alsnog zo’n groot aantal verschillende lymfocyten?
Slide 10 - Open vraag
Bij de meeste infecties treedt bij een tweede infectie een snellere afweerreactie op dan bij een eerste infectie.
(2p) Leg uit waardoor dit komt.
(2p) Leg uit waardoor dit komt.
Slide 11 - Open vraag
Waarom heeft het lichaam problemen om het aidsvirus te bestrijden? (zie plaatje)
Slide 12 - Open vraag
Bij de mantouxtest wordt er getest op aanwezigheid van tuberculose. Een kleine hoeveelheid vloeistof wordt onder de huid gebracht en als je roodheid en opgezwollen weefsel krijgt, betekent dit dat er antistoffen tegen TBC aanwezig zijn.
(2p) Waarom werkt deze test niet bij mensen die gevaccineerd zijn tegen TBC?
(2p) Waarom werkt deze test niet bij mensen die gevaccineerd zijn tegen TBC?
Slide 13 - Open vraag
De eerste weken ontsnapt het virus aan het immuunsysteem van de gastheer. Waar bevindt het virus zich?
A
In het bloedplasma
B
In de cel
C
In het maagdarmkanaal
D
In het weefselvloeistof
Slide 14 - Quizvraag
Interferon en ribavirine zijn geen antibiotica.
(2p) Leg uit waarom er geen antibiotica wordt ingezet tegen de ziekteverwekker van rabies.
(2p) Leg uit waarom er geen antibiotica wordt ingezet tegen de ziekteverwekker van rabies.
Slide 15 - Open vraag
Terwijl het meisje in coma lag, produceerden witte bloedcellen antistoffen die een rol spelen in de afweer tegen rabies. Welke cellen zijn dit? En behoren deze cellen tot de specifieke of aspecifieke afweer?
A
B-lymfocyten, specifieke afweer
B
B-lymfocyten, aspecifieke afweer
C
T-lymfocyten, specifieke afweer
D
T-lymfocyten, aspecifieke afweer
