Herhaling jaar 1 H1, H2 en H5 (talent)

Waarom is het belangrijk het onderwerp te weten voordat je een tekst helemaal gaat lezen?
A
Dan weet je waar het over gaat
B
Dan begrijp je de tekst beter
C
Dan kun je vast informatie opzoeken
D
Dan kun je je oriënteren
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Waarom is het belangrijk het onderwerp te weten voordat je een tekst helemaal gaat lezen?
A
Dan weet je waar het over gaat
B
Dan begrijp je de tekst beter
C
Dan kun je vast informatie opzoeken
D
Dan kun je je oriënteren

Slide 1 - Quizvraag

Hoe moet je een tekst lezen om het onderwerp te vinden?
A
Zoekend
B
Nauwkeurig
C
Verkennend
D
Globaal

Slide 2 - Quizvraag

Wat doe je bij oriënterend (verkennend) lezen?
A
De tekst heel precies lezen
B
Elke eerste en laatste zin van een alinea lezen
C
Je zoekt dan informatie in de tekst
D
De tekst als geheel bekijken en de eerste alinea lezen

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn deelonderwerpen?
A
Verschillende aspecten (kanten/delen) van het onderwerp
B
Het belangrijkste wat over een onderwerp gezegd wordt
C
Alinea's over partijen, verkiezingen en de tweede kamer
D
Tekstgedeeltes, zoals inleiding en slot

Slide 4 - Quizvraag

Waar vind je deelonderwerpen vooral?
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vind je de deelonderwerpen?
A
Lees de tekst heel precies/nauwkeurig
B
Lees de tekst zoekend door
C
Lees de tekst globaal door
D
Lees de tekst oriënterend/verkennend door

Slide 6 - Quizvraag

Wat doe je bij globaal lezen?
A
De tekst heel precies lezen
B
Elke eerste en laatste zin van een alinea lezen
C
Je zoekt dan informatie in de tekst
D
De tekst als geheel bekijken en de eerste alinea lezen

Slide 7 - Quizvraag

Om de prijs van een bioscoopkaartje te achterhalen ga je op de website van de bioscoop:
A
precies/nauwkeurig lezen
B
oriënterend/verkennend lezen
C
zoekend lezen
D
globaal lezen

Slide 8 - Quizvraag

Welke tekstdoelen zijn er?
A
amuseren, informeren, overtuigen en verleiden
B
amuseren, informeren, overhalen en pakken
C
amuseren, informeren, overtuigen en activeren
D
informeren, overtuigen, activeren en verleiden

Slide 9 - Quizvraag

Welk twee tekstdoelen passen bij de tekstsoort: column?
A
overtuigen en activeren
B
informeren en amuseren
C
amuseren en verleiden
D
overtuigen en amuseren

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent het tekstdoel: activeren?
A
je mening overbrengen
B
informatie geven
C
zorgen dat iemand iets gaat doen/ tot handelen overgaat
D
ingespannen bezig zijn

Slide 11 - Quizvraag