Signaalwoorden 2 KL/GL

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tijd
voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger

Slide 2 - Tekstslide

Reden

omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van,

Slide 3 - Tekstslide

Tegenstelling
maar, in tegendeel, toch, echter, hoewel

Slide 4 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 5 - Tekstslide


Voorbeeld/ toelichting

bijvoorbeeld, ter illustratie, zoals, zo

Slide 6 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 7 - Tekstslide

"Ik houd van dropjes. Waarom? (reden) Ik houd van zoet."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
daarentegen
B
terwijl
C
omdat
D
vervolgens

Slide 8 - Quizvraag

"Ik kwam te laat op school. Waardoor kwam dat? (reden)
De brug stond open."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
terwijl
B
bijvoorbeeld
C
toch
D
doordat

Slide 9 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een signaalwoord van reden.

Slide 10 - Open vraag

"Ik heb veel hobby's. Noem eens een voorbeeld? Ik houd van lezen."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
zoals
B
daarom
C
echter
D
vanwege

Slide 11 - Quizvraag

"Ik heb nog veel dingen te doen vandaag. Noem eens een paar dingen?
Ik moet nog lessen voorbereiden, de hond uitlaten en sporten."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
allereerst
B
toch
C
integendeel
D
vanwege

Slide 12 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een signaalwoord van voorbeeld.

Slide 13 - Open vraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 14 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 15 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een signaalwoord van tegenstelling

Slide 16 - Open vraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 17 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 19 - Quizvraag

 Opdracht : lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 20 - Tekstslide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 21 - Quizvraag


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 22 - Quizvraag

maak zelf een zin met een signaalwoord van opsomming

Slide 23 - Open vraag

 Opdracht: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 24 - Tekstslide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 25 - Open vraag


  Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?

Slide 26 - Open vraag


  Op welk tekstverband wijst
  het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 27 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 28 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 29 - Sleepvraag

Tekstverband = voorbeeld/toelichting
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 30 - Sleepvraag

Vul het ontbrekende signaalwoord in.

Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op,
........ malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
dus
C
maar
D
en

Slide 31 - Quizvraag

Vul het ontbrekende signaalwoord in.

Ik wil graag een nieuwe fiets kopen,
........ dit kan niet want ik heb geen geld.
A
zoals
B
dus
C
maar
D
en

Slide 32 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een signaalwoord van oorzaak-gevolg

Slide 33 - Open vraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
echter
maar
ook
zo
daarnaast
zoals

Slide 34 - Sleepvraag

In welke zin zie je het tekstverband
'voorbeeld' ?
A
Ik houd erg van fruit, zoals appels en peren.
B
Ik heb me verslapen en bovendien had ik een lekke band.
C
Ook al had ik goed geleerd, toch had ik een slecht cijfer
D
Ik houd niet van fruit, maar veel meer van snoep.

Slide 35 - Quizvraag

Van alle grote planteneters, zoals olifanten, giraffen en gorilla’s, wordt bijna zestig procent met uitsterven bedreigd.

Het verband dat in deze zin staat is een.....
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 36 - Quizvraag

Ik eet geen vlees, toch lijkt het mij wel heel lekker.
Wat voor een soort signaalwoord is TOCH?
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Volgorde
D
Tijd

Slide 37 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een signaalwoord van tijd.

Slide 38 - Open vraag

Terwijl de politie onderzoek doet naar het ongeluk, worden de gewonden meegenomen naar het ziekenhuis.
Wat voor een signaalwoord is terwijl?
A
Tijd
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 39 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft GEEN volgorde aan?
A
Dan
B
Vervolgens
C
Ten slotte
D
Zoals

Slide 40 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft GEEN tijd aan?
A
Voordat
B
Tijdens
C
Dus
D
Later

Slide 41 - Quizvraag

Mijn zusje vindt een pretpark niet leuk, omdat ze nergens in durft.
Wat voor een soort signaalwoord is OMDAT?
A
Conclusie
B
Reden
C
Tegenstelling
D
Opsomming

Slide 42 - Quizvraag

Dit was het!
Succes met alle toetsen!

Slide 43 - Tekstslide