personaal pronomen objectvorm

personaal pronomen
direct 
object
indirect object
Kun je me 
een boek geven?
Ik geef mijn boek aan hem.
ik
jij / je
u
hij
zij/ze
het
wij/we
jullie
zij/ze
mij / me
jou / je
u
hem
haar
het
ons
jullie
hen / ze / hun
subject
object
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

personaal pronomen
direct 
object
indirect object
Kun je me 
een boek geven?
Ik geef mijn boek aan hem.
ik
jij / je
u
hij
zij/ze
het
wij/we
jullie
zij/ze
mij / me
jou / je
u
hem
haar
het
ons
jullie
hen / ze / hun
subject
object

Slide 1 - Tekstslide


Ik vind de soep niet zo lekker. Ik vind ... te vet.

Slide 2 - Open vraag


 Hoe gaat het met je vrouw? Doe ... de groeten.

Slide 3 - Open vraag


Goedendag meneer, kan ik ... helpen?

Slide 4 - Open vraag


Koop jij aardbeien in de winter? Ik vind ... dan te duur.

Slide 5 - Open vraag


 ‘Hoe ken je Paul?’ ‘Ik ken ... van mijn werk.’

Slide 6 - Open vraag


 Hé Jasper, mag ik ... iets vragen?

Slide 7 - Open vraag


Kun je ... helpen met mijn huiswerk?

Slide 8 - Open vraag


Christine woont nu ook in Leiden. Ik zie haar vaak.

Slide 9 - Open vraag


Dit T-shirt zit niet goed. Ik vind ... te wijd.

Slide 10 - Open vraag


Gaan jullie ook mee iets drinken? Dan zien we ... in café De Dromer.

Slide 11 - Open vraag


Leuk idee, jullie zien ... om ongeveer 17.00 uur.

Slide 12 - Open vraag


 ‘Ken je Samer en Zara?’ ‘Ja, ik ken ze van de cursus Nederlands.’

Slide 13 - Open vraag

  1. Hij maakt zijn huiswerk vaak niet.
  2. Ik naai een knoop aan mijn jas.
  3. Ik ga met de buurvrouw naar de markt.
  4. We ontmoeten onze vrienden in het café.
  5. Soms praten we over onze docent.
  6. Heb jij je mobieltje bij je?
  7. Leg de boeken maar op tafel.
  8. Ik zet mijn fiets bij het station.
Kies het juiste voornaamwoord (objectvorm).

Slide 14 - Tekstslide