uit eten en winkel

Taaldorp
Unit 3 MYP3
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Taaldorp
Unit 3 MYP3

Slide 1 - Tekstslide

Inquiry questions

What conversation do you have in a restaurant with the waiter or waitress?
What conversation do you have in a shop?




Slide 2 - Tekstslide

Schedule

  • repeat adjectives
  • grammar practise
  • conversation practise-uit eten in het restaurant

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden/adjectives
adjectives
De wijn is rood.
De rode wijn. 
De man is dik.
De dikke man.

Slide 4 - Tekstslide

Adjectives
Een bijvoeglijk naamwoord:
- gives information about the noun it belongs to
- it can be before the noun or behind it

Mijn telefoon is nieuw-Mijn nieuwe telefoon
De som is moeilijk-De moeilijke som



Slide 5 - Tekstslide

When do you use an -e behind the adjective?
This depends on the article of the noun. A de woord gets an e. 
de hete koffie
de koude thee
de pittige curry
And for a het woord you also add a e when it is 'defined'
het verse broodje
het lekkere bier




Slide 6 - Tekstslide

But when the article is indefinite you drop the e:
een leuk huis-a nice house
het leuke huis-a nice house

And in the plural always an e:
de leuke huizen

Slide 7 - Tekstslide

Exception
An undefined het woord gets NO -e:
een lief klein katje
een groot raam

het lieve kleine katje
het grote raam

Slide 8 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Task
Groups of 3. Two guests, one ober/serveerster. The ober/serveerster can write down the order on a piece of paper. 
He/she repeats the order. 

You and your friend go for a meal. The ober/serveerster takes your order. Have the meal. Pay for the dinner and leave. 

Slide 11 - Tekstslide

Naar de winkel

Slide 12 - Tekstslide

Wat ga je kopen?
Ik koop ......
Ik heb ..... gekocht.


Try to use an adjective in front of your product

Slide 13 - Tekstslide