om..te

om te.....................................
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

om te.....................................

Slide 1 - Tekstslide

in deze les leer je:
* Hoe je om....te gebruikt en waarvoor.
* Wt het verschil is in gebruik van of & dat.
* Hoe de woordvolgorde wordt als je deze woordn gebruikt in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

OM...TE....
1) Ik ga naar school om /Nederlands /te leren.
2) Een föhn is om /je haren/ te drogen.
3) Een pen is om/ (mee) /te schrijven
4) Ik gebruik een telefoon om /mijn vrienden mee/ te bellen.
5) Ik heb chocolade gekocht om/ een taart mee/ te bakken.
----
Dus: om (..) te +hele werkwoord aan einde zin.

Slide 3 - Tekstslide

waarvoor gebruik  je het?
* Om een doel uit te leggen, van een DING (wat is het doel van een pen, een bed, een koelkast, een fiets?)(je vertelt over zelfstandig naamwoorden).
* Of van iets dat je DOET ( dus een werkwoord). (waarom sport jij/ slaapt jij/leer jij/)

Slide 4 - Tekstslide

* Om te vertellen waarom - Het is te warm om te sporten. (waarom sport je niet?)/ Waarom heb jij geen Tesla? -Hij is te duur om te kopen.
(te warm & te duur zijn dan bijvoeglijke naamwoorden )

Slide 5 - Tekstslide

nog een laatste manier:
Ik vind HET .......
Ik vind het leuk om naar mensen te kijken.
Ik vind het lekker om uit te slapen.
Ik vind het moeilijk om Nederlands te leren.

Dan komt er dus HET achter ' Ik vind' 

Slide 6 - Tekstslide

Waarvoor heb jij geld?

Slide 7 - Open vraag

bijvoorbeeld:
Ik gebruik geld om iets mee te betalen.

Slide 8 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je een auto?

Slide 9 - Open vraag

bijvoorbeeld:
Ik gebruik een auto om van plaats A naar plaats B te komen.

Slide 10 - Tekstslide

Ik ga fietsen om....

Slide 11 - Open vraag

bijvoorbeeld:
Lekker te ontspannen.

Slide 12 - Tekstslide

Waarvoor is een kompas?

Slide 13 - Open vraag

bijvoorbeeld:
Om het noorden te kunnen vinden

Slide 14 - Tekstslide

vragen?

Slide 15 - Tekstslide

herhaling in een filmpje
adjectief = bijv nw
substantief = zelfst nw

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video