Sinds de 21ste eeuw proberen veel vluchtelingen moderne oorlogen te ontvluchten. Sommige van hen komen in Nederland terecht. Uit welke landen vluchten deze mensen?
A
Jugoslavie, Marokko, Rusland, India
B
China, Thailand, Puerto Rico, Madagaskar
C
Bolivia, Polen, Algerije, Zuid-Afrika
D
Syrië, Irak, Somalië, Afghanistan
Slide 29 - Quizvraag
In welk gebied in Nederland stonden de eerste fabrieken?
A
Twente
B
Utrecht
C
Den Haag
D
Zaanstreek
Slide 30 - Quizvraag
In de 19de eeuw werd de infrastructuur van Nederland verbeterd. Wat word hiermee bedoeld?
A
De fabrieken werden groter waardoor de productie enorm toe kon nemen
B
De verhoudingen met Engeland en andere landen werden flink verbeterd wat leid tot een grotere afzetmarkt
C
Wegen, spoorlijnen, waterwegen en andere verbindingen in een gebied
D
De verwoesting van alle oude wegen en bruggen in Nederland
Slide 31 - Quizvraag
In 1839 werd de eerste spoorlijn in Nederland aangelegd. Welke 2 steden werd met elkaar verbonden?
A
Amsterdam-Haarlem
B
Rotterdam-Utrecht
C
Amsterdam-Utrecht
D
Utrecht-Arnhem
Slide 32 - Quizvraag
In de 19de eeuw durfden de arbeiders niet te demonstreren voor hun rechten. Waarom niet?
A
In die tijd werd het leger opgeroepen als er werd geprotesteerd
B
Omdat de protesten in die tijd heel gevaarlijk en dodelijk waren
C
Omdat de arbeiders hun rechten niet kenden
D
Dan werden zij ontslagen
Slide 33 - Quizvraag
In de 19de eeuw vond er een grote verhuizing plaats: veel boeren verhuisden vanuit het platteland naar de stad. Wat was een oorzaak van deze verhuizing?
A
Boeren waren het leven op het platteland zat
B
De verbetering van landbouwtechnieken
C
Het leven in de stad was veel beter dan op het platteland
D
De groei van de bevolking
Slide 34 - Quizvraag
is dit een kaart van voor of na 1830
A
voor
B
na
Slide 35 - Quizvraag
noem de reden dat Koning Willem I de textielindustrie in Twente als eerste opstartte
A
daar was genoeg ruimte voor nieuwe fabrieken
B
er was daar al huisnijverheid
C
Belgische en Engelse textielarbeiders gingen daarnaartoe
D
arbeidskosten lagen in Twente lager dan elders in het land
Slide 36 - Quizvraag
welke zinnen zijn juist als het gaat om de rechten van een arbeider begin 19e eeuw
A
als een arbeider ontslagen werd moest de rechter daarover beslissen
B
als een arbeider ziek werd had hij geen inkomen
C
als een arbeider ging staken werd hij misschien ontslagen
D
een arbeider had het recht om te mogen staken
Slide 37 - Quizvraag
wat was geen reden voor de Verenigde Staten om hulp te bieden aan Europa?
A
de hulp zou bijdragen aan rust en vrede
B
De VS wilde dat Europese landen gingen samenwerken
C
de VS makkelijk spullen en grondstoffen kon kopen in Europa
D
voor politieke invloed het communisme te weren uit Europa
Slide 38 - Quizvraag
welk begrip past bij deze foto?
A
nieuwe auto
B
consumptiemaatschappij
C
DAF
D
amerikanisering
Slide 39 - Quizvraag
welk begrip hoort niet bij de periode van de jaren '70
A
dalende welvaart
B
hoge olieprijzen
C
groeiende export
D
werkeloosheid
Slide 40 - Quizvraag
welke groep hoorde niet bij de nieuwkomers van de afgelopen 50 jaar
A
gastarbeiders
B
molukkers
C
surinamers
D
vietnamezen
Slide 41 - Quizvraag
1
2
3
4
Gastarbeiders
molukkers
surinamers
vluchtelingen
Slide 42 - Sleepvraag
om welke 2 redenen waren er in steden speciale milieuregels aan het einde van de 19e eeuw?
A
arbeiders zijn minder schoon dan boeren
B
fabrieken stonden in steden
C
nijverheid en landbouw vervuilden niet
D
in steden woonden mensen dicht opelkaar
Slide 43 - Quizvraag
In de 19de eeuw werden vakbonden opgericht. Wat was hun doel?
A
Een communistische revolutie starten
B
Een klasseloze maatschappij invoeren
C
Opkomen voor de rechten van arbeiders
D
Opkomen voor de rechten van werkgevers
Slide 44 - Quizvraag
Wat is de Club van Rome?
A
Een club van boeren en burgers die de economie wil versterken
B
AS Roma
C
Een club wetenschappers, politici en industriëlen die het milieu willen verbeteren
D
Een politiek partij
Slide 45 - Quizvraag
Wat willen milieu-organisaties?
A
Meer economische groei, minder aandacht voor het milieu
B
Minder economische groei, meer aandacht voor de EU
C
Minder economische groei, meer aandacht voor het milieu