Voorbereiding toets H.2 Nederland als industriële samenleving - memo

herhaling H.2
Nederland als industriële samenleving
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

herhaling H.2
Nederland als industriële samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Verenigd koninkrijk der Nederlanden bestond in 1815 uit?
A
Nederland, België en Luxemburg
B
Nederland en België

Slide 2 - Quizvraag

is dit een kaart van voor of na 1830
A
voor
B
na

Slide 3 - Quizvraag

leg uit waarom de kaart van na 1830 is

Slide 4 - Open vraag

noem de reden dat Koning Willem I de textielindustrie in Twente als eerste opstartte
A
daar was genoeg ruimte voor nieuwe fabrieken
B
er was daar al huisnijverheid
C
Belgische en Engelse textielarbeiders gingen daarnaartoe
D
arbeidskosten lagen in Twente lager dan elders in het land

Slide 5 - Quizvraag

leg uit waarom Koning Willem I ook wel Kanalenkoning werd genoemd?

Slide 6 - Open vraag

Verklaar op welke manier Koning Willem I de industrie in Nederland sterker probeerde te maken en die van België zwakker
A
met het Hollandse leger optrekken naar België
B
Belgische industrie saboteren
C
Belgische fabrikanten naar Nederland halen
D
Belgische fabrikanten meer uitbetalen in Nederland

Slide 7 - Quizvraag

Wat hoort niet bij infrastructuur?
A
schepen
B
kanalen
C
spoorlijn
D
wegen

Slide 8 - Quizvraag

welke zinnen zijn juist als het gaat om de rechten van een arbeider begin 19e eeuw
A
als een arbeider ontslagen werd moest de rechter daarover beslissen
B
als een arbeider ziek werd had hij geen inkomen
C
als een arbeider ging staken werd hij misschien ontslagen
D
een arbeider had het recht om te mogen staken

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee beweringen zijn juist? Zet de juiste letters op je antwoordblad.

a. Stoommachines werkten dag en nacht door.
b. Stoommachines kwamen steeds meer in het huishouden voor.
c. Stoommachines maakten het werk voor de arbeiders veiliger.
d. Stoommachines maakten veel arbeiders overbodig.
e. Stoommachines waren belangrijk in de Gouden Eeuw.

A
A,D
B
B,D
C
A,E
D
C,D

Slide 10 - Quizvraag

Drie uitvindingen:

1. Spinning Jenny
2. Schietspoel
3. Stoommachine van James Watt

⇒Wat is de juiste volgorde?
Let op: van vroeg naar laat
A
1-3-2
B
3-2-1
C
2-1-3
D
2-3-1

Slide 11 - Quizvraag

Als machines het werk van mensen overnemen dan is er sprake van?
A
Mechanisatie
B
Automatisering
C
Bedrijfskolom
D
Toegevoegde waarde

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
huisnijverheid, stoommachine, industrie, watermolens.
B
watermolens, huisnijverheid, industrie, stoommachine
C
watermolens, huisnijverheid, stoommachine, industrie
D
huisnijverheid, watermolens, stoommachine, industrie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is urbanisatie?
A
Verstedelijking
B
Verlandsing
C
Huisnijverheid
D
Liefde voor het vaderland

Slide 14 - Quizvraag

wat is een vakbond?
A
een groep arbeiders die durven te demonstreren tegen fabriek directeuren
B
een vereniging die opkomt voor de belangen van arbeiders
C
een kunststroming die arbeiders schildert
D
een organisatie die opkomt voor de belangen van de boeren aan het begin van de 19e eeuw

Slide 15 - Quizvraag

Noem 3 wetten die de positie van kinderen, arbeiders en vrouwen verbeterden einde 19e eeuw/ begin 20ste eeuw?

Slide 16 - Open vraag

wat is de juiste volgorde?
A
1)vrouwen en mannen kregen passief kiesrecht 2)mannen en vrouwen kregen algemeen kiesrecht
B
vrouwen en mannen kregen algemeen kiesrecht 2 ) vrouwen en mannen kregen passief kiesrecht
C
1)vrouwen kregen passief kiesrecht & mannen kregen algemeen kiesrecht 2) vrouwen kregen algemeen kiesrecht
D
vrouwen en mannen kregen algemeen kiesrecht

Slide 17 - Quizvraag

met welk begrip heeft
dit plaatje te maken
A
dawesplan
B
verenigde naties
C
wiedergutmachung
D
marshallplan

Slide 18 - Quizvraag

wat was geen reden voor de Verenigde Staten om hulp te bieden aan Europa?
A
de hulp zou bijdragen aan rust en vrede
B
De VS wilde dat Europese landen gingen samenwerken
C
de VS makkelijk spullen en grondstoffen kon kopen in Europa
D
voor politieke invloed het communisme te weren uit Europa

Slide 19 - Quizvraag

hoe wordt de periode na WO II in Nederland genoemd?
A
Europese samenwerking
B
wederopbouw
C
geleide loonpolitiek
D
consumptiemaatschappij

Slide 20 - Quizvraag

In de 19de eeuw kwamen de confessionelen op. Wie waren dit?
A
Dit waren neoliberalen
B
Dit waren mensen die vonden dat het geloof ten koste van alles voorging
C
Dit waren arbeiders die niet meer geloofden in de socialistische ideeën
D
Dit waren arbeiders die vonden dat de fabrieksbazen nog altijd teveel macht hadden

Slide 21 - Quizvraag

In 1901 werd bepaald dat elk kind in Nederland tussen de 6 en 12 jaar naar school moet. Wat was de naam van die wet?
A
De Arbeidswet
B
Het Kinderwetje van Van Houten
C
De Leerplichtwet
D
De Mammoetwet

Slide 22 - Quizvraag

In het begin van de 20ste eeuw had je in Nederland nog geen algemeen kiesrecht. Wat betekend dit?
A
Dat alle volwassen mannen en vrouwen mogen stemmen
B
Dat alle volwassen mannen mogen stemmen
C
Dat alle rijk volwassen mannen mogen stemmen
D
Dat iedereen, jong of oud mag stemmen

Slide 23 - Quizvraag

In 1889 werd de Arbeidswet ingevoerd. Welke gevolgen had dit?
A
Arbeiders en hun gezinnen hadden nu recht op vakantie naar het buitenland
B
De arbeiders hoefden nu niet meer te luisteren naar de fabrieksbaas en mochten doen wat zij willen
C
De fabrieksbazen moesten veel van hun winst teruggeven aan arbeiders
D
Werkgevers werden nu strenger gecontroleerd door de overheid

Slide 24 - Quizvraag

om welke reden wilden de werkgevers af van de geleide loonpolitiek?
A
de lonen werden te hoog; dat kostte bedrijven veel geld
B
voor de export moesten de lonen omlaag
C
de werkeloosheid was hoog; daarom moesten de lonen naar beneden
D
werkgevers hadden meer werknemers nodig en wilden daarom meer loon betalen

Slide 25 - Quizvraag

welk begrip past
bij deze foto?
A
nieuwe auto
B
consumptiemaatschappij
C
DAF
D
amerikanisering

Slide 26 - Quizvraag

welk begrip hoort niet bij de periode van de jaren '70
A
dalende welvaart
B
hoge olieprijzen
C
groeiende export
D
werkeloosheid

Slide 27 - Quizvraag

welke groep hoorde niet bij de nieuwkomers van de afgelopen 50 jaar
A
gastarbeiders
B
molukkers
C
surinamers
D
vietnamezen

Slide 28 - Quizvraag

om welke 2 redenen waren er in steden speciale milieuregels aan het einde van de 19e eeuw?
A
arbeiders zijn minder schoon dan boeren
B
fabrieken stonden in steden
C
nijverheid en landbouw vervuilden niet
D
in steden woonden mensen dicht opelkaar

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide