Statistische cyclus begrippen oefenen

Begrippen oefenen hoofdstuk 2: Statistische cyclus

4 havo wiskunde A
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Begrippen oefenen hoofdstuk 2: Statistische cyclus

4 havo wiskunde A

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
Deze oefentoets is bedoelt om te kijken hoe goed je de begrippen uit hoofdstuk 2 al kent. 
Er zijn open vragen, meerkeuze vragen en sleepvragen in verwerkt. 

Succes 

Slide 2 - Tekstslide

Bij welke van de volgende situaties is geen sprake van een causaal verband.
A
Meer fietsongevallen door toename aantal e-bikes bij ouderen
B
Toename online winkelen oorzaak leegloop winkelcentra
C
Spelers gewelddadige computergames agressiever op school
D
Levensverwachting toegenomen door opkomst biologische winkels.

Slide 3 - Quizvraag

Met causaal verband wordt bedoeld dat een gebeurtenis het directe gevolg is van een andere gebeurtenis(oorzaak en gevolg).

Slide 4 - Tekstslide

Wat is geen fase van de statistische cyclus?
A
Hyptohese opstellen
B
Data verzamelen
C
Data analyseren
D
Conclusies trekken

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer is een steekproef aselect?

Slide 6 - Open vraag

Nominaal
Ordinaal
Kwantitatief
Kwalitatitatief
Kwalitatitatief
haarkleur
Duits in pakket?
Gewicht
Reisafstand tot school
Telefoonnummer
Opleiding: vmbo/havo/vwo
Inkomen
Aantal sterren van een hotel
Beroep moeder
Gradaties van eenzaamheid
Aantal onvoldoendes: 1/2/>2
Leeftijd

Slide 7 - Sleepvraag

Continu
Discreet
Lengte
Aantal leerlingen in een lesgroep
Leeftijd
Proefwerkcijfer
Snelheid
Temperatuur
Prijs van een worstenbroodje

Slide 8 - Sleepvraag

Welk van de volgende centrummaten is gevoelig voor uitschieters?
A
Modus
B
Mediaan
C
Gemiddelde

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen centrummaat?
A
Gemiddelde
B
Standaardafwijking
C
Mediaan
D
Modus

Slide 10 - Quizvraag

Welk van de volgende centrummaten is ook bruikbaar bij kwalitatieve gegevens?
A
Modus
B
Mediaan
C
Gemiddelde

Slide 11 - Quizvraag

Voor het tekenen van een boxplot heb je nodig
A
gemiddelde en mediaan
B
Q1 , Q3 en mediaan
C
de kwartielafstand
D
gemiddelde en modus

Slide 12 - Quizvraag

Wat kun je NIET bepalen met een boxplot?
A
Mediaan
B
Spreidingsbreedte
C
Kwartielafstand
D
Standaardafwijking

Slide 13 - Quizvraag

Hoe bereken je de interkwartielafstand?

Slide 14 - Open vraag

Waar of niet waar:
De standaardafwijking geeft een indruk van de gemiddelde afwijking van de waarnemingsgetallen tot het gemiddelde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is waar bij een cumulatieve frequentiepolygoon met klassenindeling?
A
Op de verticale as staan percentages
B
Hij begint en eindigt op de horizontale as
C
Je verbind de punten met een vloeiende lijn
D
De frequenties worden uitgezet boven de rechtergrens van elke klasse

Slide 16 - Quizvraag

Een klassenindeling voor het gewicht van konijnen: [0,2>
Dit betekent:
A
van 0 tot 2
B
van 0 tot 1
C
van 0 tot en met 2
D
van 0 tot en met 1

Slide 17 - Quizvraag

Wat is niet waar?
A
De klassenbreedte is 0,5.
B
De modale klasse is 6,5-7,5.
C
De klassen moeten dezelfde breedte hebben.
D
Er is niet goed geturfd in deze klassenindeling.

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor figuur zie je hiernaast?
Op de verticale as staan percentages.
A
normale frequentie polygoon
B
cumulatieve frequentie polygoon
C
relatieve frequentie polygoon
D
relatieve cumulatieve frequentie polygoon

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een frequentiepolygoon en een cumulatieve frequentiepolygoon?

Slide 20 - Open vraag

Wat is geen associatiemaat?
A
Max. Vcp
B
Effectgrootte
C
kruistabel
D
phi-coëfficiënt

Slide 21 - Quizvraag


Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E

Slide 22 - Quizvraag


Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in gewicht tussen wezels afkomstig uit het noorden of het zuiden van Europa groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E

Slide 23 - Quizvraag

Bij deze twee groepen is het verschil...
A
gering
B
middelmatig
C
groot
D
geen idee

Slide 24 - Quizvraag


Bereken met het formuleblad de phi-coëfficiënt die bij de tabel hiernaast hoort om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is in drie decimalen nauwkeurig.

Slide 25 - Open vraag

Bij welk van deze boxplots is het verschil matig?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Appels van bomen in de zon wegen gemiddeld 121 gram met een
standaardafwijking van 24 gram, appels van bomen in de schaduw
wegen gemiddeld 129 gram met een standaardafwijking van 21 gram.

Bepaal de effectgrootte van zon of schaduw op het gewicht van appels
en geef aan of dit verschil, groot, middelmatig of gering is.

Slide 27 - Open vraag

Klaar!
Hierna komt nog 1 vraag. Deze gaat over hoeveel vertrouwen jij hebt in de toets wiskunde tijdens de komende toetsweek. 

Slide 28 - Tekstslide

Ik heb vertrouwen in de wiskunde toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Nu zelf aan de slag!
  • Aan de slag met de D-toets (gebruik de theorie stukjes)
  • Eerste 5 min. zelfstandig
  • Klaar? nakijken + leren voor de toets week.
timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide