W26 Herhaling breuken
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke breuk zie je hier?
A
1/1
B
4
C
2/4
D
1/4
Slide 2 - Quizvraag
Welke breuk zie je hier?
A
1/5
B
3/5
C
3/6
D
3/4
Slide 3 - Quizvraag
3 / 10 betekent
A
10 van de 3
B
3 +10
C
3 van de 10
D
3 x10
Slide 4 - Quizvraag
Welke twee breuken zie je hier?
A
1/3 en 3/3
B
1/3 en 2/3
C
1/2 en 2/3
D
1/5 en 1/3
Slide 5 - Quizvraag
Deze breuk kunnen we omschrijven als......
A
4 van de 9
B
5 van de 9
C
9 van de 5
D
5 van de 10
Slide 6 - Quizvraag
Is dit juist of onjuist?
Slide 7 - Open vraag
Welke breuk hoort hier bij?
Slide 8 - Open vraag
Welke breuk hoort hier bij?
A
5 / 8
B
5/4
C
4/4
D
1 en 1/4
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Vereenvoudig 6/12
A
2/4
B
3/4
C
1/2
D
1/6
Slide 13 - Quizvraag
Vereenvoudig 6/8
A
2/3
B
1/4
C
2/4
D
3/4
Slide 14 - Quizvraag
Welke breuk zie je hier?
A
3/4
B
7/4
C
4/4
D
1/8
Slide 15 - Quizvraag
Vereenvoudig de breuk 45/50
A
9/10
B
5/9
C
15/25
D
3/25
Slide 16 - Quizvraag
Vereenvoudig de breuk 15/25
Slide 17 - Open vraag
Vereenvoudig de breuk 125/1000
Slide 18 - Open vraag
Orden van klein naar groot.
<
<
<
14/25
7/10
11/20
31/50
Slide 19 - Sleepvraag
Orden van groot naar klein.
>
>
>
3/5
7/10
11/20
1/2
