Les 8 dinsdag 24 september

Les 8 dinsdag 24 september
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 8 dinsdag 24 september

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Lezen
10 min
- Huiswerk bespreken
10 min
- Formatieve check + woordenschat
10 min
- Geluksgevoel
15 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
5 min

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
Je pakt je leesboek voor je en je gaat stillezen!





Slide 3 - Tekstslide

Bespreken opdrachten 
Thema A Paragraaf 2; Op zoek naar geluk
Opdracht 5 t/m opdracht 10

+ opdracht Classroom > aankomende vrijdag inleveren!

Slide 4 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de onderstaande link om de check te maken:


Als je klaar bent kan je de check inleveren. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel punten heb je behaald bij deze check?
010

Slide 6 - Poll

Ik kan mijzelf verbeteren door het volgende te doen:
Ik leer/oefen nog een keer uit welke onderdelen een structuur van een tekst bestaat en welke verbanden in een tekst kunnen voorkomen.
Ik leer/oefen nog een keer om de structuur van en de verbanden in een tekst te herkennen.
Ik leer/oefen nog een keer de belangrijke woorden. 

Slide 7 - Sleepvraag

Woordenschat oefenen

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent vlog?
A
Een geschreven dagboek
B
Een video dagboek
C
Een fotoboek
D
Een video-logboek

Slide 9 - Quizvraag

Wat is je "publiek" bij een vlog
A
Alle mensen
B
De mensen die jouw vlog bekijken
C
Mensen die naar een voetbalwedstrijd gaan
D
Mensen zonder telefoon

Slide 10 - Quizvraag

Spreekdoel van een vlog
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overhalen
D
Overtuigen

Slide 11 - Quizvraag

Het doel van een creatieve tekst is...
A
informeren
B
activeren/aansporen
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 12 - Quizvraag

Mening, argument, conclusie zijn punten die horen bij een...
A
betoog
B
creatieve tekst
C
artikel

Slide 13 - Quizvraag



In een overtuigende tekst wil je iemand ........
Met een overtuigende tekst wil je......?
A
Jouw mening duidelijk maken
B
Iemand overhalen om iets te doen
C
Iemand uitnodigen
D
Iemand informeren

Slide 14 - Quizvraag

Een betoog is een overtuigende tekst. Wat is ook een overtuigende tekst?
A
Het weerbericht
B
Een bijsluiter van medicatie
C
Een anekdote
D
Een recensie over een film

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een standpunt?
A
Een reden waarom je iets vindt
B
Een ondersteuning van jouw mening
C
Jouw mening
D
Jouw mening en de reden waarom je dat vindt

Slide 16 - Quizvraag

Standpunt
A
Mening
B
Feit

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kan kenmerken van creatieve teksten herkennen.
  • Je kan figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken.
  • Je kan beeldend en creatief schrijven. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Creatieve teksten
* Fictieschrijvers willen graag dat je kunt wegdromen bij een verhaal.
* Laten jou kennismaken met een andere wereld.
* Ze willen dat je de hoofdpersonen beter leert kennen.

Dit doen ze door gevoelens en emoties van personen in hun verhalen te beschrijven. 

Slide 20 - Tekstslide

Creatieve teksten
Bijvoorbeeld door te beschrijven wat iemand denkt of hoe de persoon zich voelt.

Bijvoorbeeld >
Ik kreeg de kriebels toen ik ernaar keek. Wat een enge grote spin! dacht ik. 

Slide 21 - Tekstslide

Creatieve teksten
Ook kan een schrijver bijvoeglijke naamwoorden gebruiken om een situatie zo te beschrijven dat jij als lezer een beeld kan vormen in je hoofd! 
Bijvoorbeeld >
In de donkere kamer zocht Annemieke naar het lichtknopje.
Met een angstig gezicht en een bezweet voorhoofd tastte ze met haar vingertoppen de ruwe muur af. 

Slide 22 - Tekstslide


Wat is beeldspraak?
A
Je moet een zin/tekst niet letterlijk nemen
B
Figuurlijk taalgebruik
C
Je vergelijkt iets met een bepaald beeld
D
Ander woord voor gebarentaal

Slide 23 - Quizvraag

Beeldspraak
Met beeldspraak kun je sfeer aan een verhaal geven.
Het is figuurlijk taalgebruik
Dat is taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat! Hierdoor kan de schrijver mooie beeldende zinnen maken.
Bijvoorbeeld >
Met ogen als schotels staarde de draak naar Daan. Daan stierf duizend doden en stond te trillen als een juffershondje. 

Slide 24 - Tekstslide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Thema A Paragraaf 3; Geluksgevoel
Opdracht 1 en opdracht 3 t/m 8

+ opdracht Classroom > aankomende vrijdag inleveren!





Slide 25 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kan kenmerken van creatieve teksten herkennen..
Je kan figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken.
Je kan beeldend en creatief schrijven. 

Slide 26 - Sleepvraag