toets profiel HZ Bereiden van maaltijden

welke voedingstoffen eet je het beste zo min mogelijk
A
eiwitten en koolhydraten
B
vitamines en mineralen
C
suiker en vet
D
vezels en vocht
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

welke voedingstoffen eet je het beste zo min mogelijk
A
eiwitten en koolhydraten
B
vitamines en mineralen
C
suiker en vet
D
vezels en vocht

Slide 1 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen bevatten veel eiwitten?
A
peulvruchten, vlees, ei, vis, noten en zuivel
B
brood, graanproducten, aardappelen
C
groente en fruit

Slide 2 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen bevatten veel koolhydraten?
A
peulvruchten, vlees, ei, vis, noten en zuivel
B
brood, graanproducten, aardappelen
C
groente en fruit

Slide 3 - Quizvraag

Wat geeft de
Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH) aan?
A
de hoeveelheid calorieën
B
de hoeveelheid beweging
C
de hoeveelheid van iedere voedingsstof
D
de hoeveelheid die je moet drinken

Slide 4 - Quizvraag

Een eetprobleem ontstaat als een voedingspatroon niet in balans is.

A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 5 - Quizvraag

verzadigde vetten
zijn
A
slecht vetten
B
goede vetten

Slide 6 - Quizvraag

Waarom is rapporteren na een maaltijd noodzakelijk op je werkplek
A
zo kan de cliënt lezen dat je je werk goed doet
B
je collega's te informeren
C
zodat leidinggevende weet hoe het ging tijdens de maaltijd

Slide 7 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen bevatten veel vezels?
A
peulvruchten, vlees, ei, vis, noten en zuivel
B
groenten en fruit
C
graanproducten, aardappelen
D
pasta en witte rijst

Slide 8 - Quizvraag

IEMAND MET ANOREXIA

A
heeft eetbuien, beweegt daarna veel en braakt
B
eet zo min mogelijk en beweegt veel
C
heeft eetbuien

Slide 9 - Quizvraag


natriumarm dieet betekent dat je minder zout mag eten
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

hoeveel vocht moet je per dag opnemen
A
1 liter
B
1 ,5 liter
C
1,5 tot 2 liter
D
2 liter

Slide 11 - Quizvraag

symptoom van uitdroging is
A
suf
B
verwardheid
C
weinig plassen
D
alle 3

Slide 12 - Quizvraag

welke stelling is waar
A
elke leeftijd heeft andere voeding nodig
B
iedere volwassene heeft dezelfde voeding nodig
C
oudere mensen moeten meer energie opnemen

Slide 13 - Quizvraag

met een eetmoment bedoelen we
A
hoeveel je eet per dag
B
wat je een op een dag eet
C
hoeveel calorieën je per dag eet
D
hoe vaak je iets eet op een dag

Slide 14 - Quizvraag

waarom moet je je verdiepen in de eetgewoontes van je clienten
A
zodat ze zich thuis voelen
B
zodat je hen wensen kunt respecteren
C
om te controleren of het wel gezond is

Slide 15 - Quizvraag

te weinig variatie in voeding betekent dat
A
je te weinig eet
B
je te weinig vezels eet
C
je te weinig verschillende dingen eet
D
je te weinig vitamines eet

Slide 16 - Quizvraag

eetstoornissen
A
hebben meestal een lichamelijke oorzaak
B
hebben meestal een geestelijke oorzaak

Slide 17 - Quizvraag

een vegetariër
A
eet af en toe vlees
B
eet geen vlees of producten van dieren
C
eet geen vlees maar wel dierlijke producten
D
eet geen vlees wel vis

Slide 18 - Quizvraag

een dieet
A
krijg je voorgeschreven om medische redenen
B
kun je zelf uitzoeken
C
volg je om af te vallen

Slide 19 - Quizvraag

voedsel infectie
A
kun je voorkomen door goede hygiëne
B
kun je voorkomen door vlees goed door te verwarmen
C
kun je voorkomen door op houdbaarheid te letten
D
al deze 3 dingen zijn waar

Slide 20 - Quizvraag