Bij een woordspeling word je als lezer op het verkeerde been gezet. Het is vaak een taalgrapje, maar een woordspeling kan je ook aanzetten om over iets na te denken. Bij een woordspeling wordt gebruik gemaakt van het feit dat een woord of uitdrukking meer dan één betekenis heeft.
Voorbeelden:
• Wat vindt Armin van Buuren? Niks, hij woont liever vrijstaand.
• Daar komt Adriaan aangelopen en ik denk ook dat ik Bassie.
• De makelaar wilde ons niet alleen het huis laten zien, maar ons ook om de tuin leiden.
• Beter eenvoud dan twee fout.