Les 2 Geld

Geld
GELD
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapsonderwijsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Geld
GELD

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over geld?

Slide 2 - Woordweb

Wat weten leerlingen al/nog over geld?
Op welke manieren kan je een aankoop betalen betalen?

Slide 3 - Tekstslide

We gaan dieper in op hoe je precies moet betalen bij de kassa en online.
Hoe kan je betalen?
- Cash / Contant
- Betaalpas
- Creditkaart
- Cheque
- Online
- Cadeaukaart

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Chartaal en giraal geld

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen chartaal geld en giraal geld?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hiermee kan je betalen in winkels, restaurant en hotels.
Je betaalt het geld niet meteen
A
acceptgiro
B
contant
C
pinpas
D
creditcard

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je betaalt direct met biljetten of munten
A
pincode
B
automatisch betalen
C
contant
D
creditcard

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiervoor heb je een pincode nodig het wordt meteen van je rekening gehaald
A
creditcard
B
internetbankieren
C
automatisch betalen
D
pinpas

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiermee geef je de bank opdracht kosten te betalen die elke maand terugkomen. b.v. voor de sportschool
A
pinpas
B
automatisch betalen
C
creditcard
D
contact

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op deze manier kun je betalen zonder pincode?
A
contactloos betalen
B
creditcard
C
internetbankieren
D
contant

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiermee kun je online je bankrekening bekijken
A
creditcard
B
pinpas
C
contactloos betalen
D
internetbankieren

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een nadeel van contactloos betalen?

A
Iedereen kan je pas gebruiken
B
Altijd pincode nodig
C
Je kan niet meer dan 50 euro pinnen
D
Je geeft veel te veel uit.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een automatische incasso?

A
Je krijgt vanzelf geld terug of op je rekening gestort
B
De bank heeft geen toestemming nodig
C
Je betaald steeds terugkerende bedragen als huur zonder iets te hoeven doen
D
Je kunt maar 1x betalen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voordeel van contactloos betalen?

A
snel
B
altijd veilig
C
hoge bedragen
D
Je merkt er niets van

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen manier van elektronisch betalen?

A
pinnen
B
contant
C
internetbankieren
D
contactloos betalen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voordeel van betalen
met je pinpas?

A
Ingewikkeld
B
Je hoeft geen contant geld bij je te hebben
C
Niet veilig
D
Je kan precies zien wat je uitgeeft

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een nadeel van betalen met je pinpas?
A
Uitlenen is veilig
B
Contant geld is nodig
C
Geen pincode onthouden
D
Je weet niet precies wat je uitgeeft

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Met welke muntjes/briefjes mag je in Nederland niet betalen
A
Je mag met alle euro briefjes en muntjes betalen
B
100 euro, 200 euro, 500 euro
C
1 cent en 2 cent
D
1 cent, 2 cent, 100 euro, 200 euro en 500 euro

Slide 21 - Quizvraag

Vraag: Voor antwoord zie volgende dia.

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Filmpje over shouldering
Inkomen en uitgaven
- Berekenen hoeveel geld je kan uitgeven
- Al het geld wat je krijgt (Inkomen)
- Al het geld dat je uitgeeft (Uitgaven)
- Inkomen - uitgaven = geld wat overblijft om leuke dingen mee te doen.

Slide 24 - Tekstslide

Wat bedoelen we met inkomen en uitgaven? Het is belangrijk dat je weet hoeveel geld je maandelijks hebt. Daarom moet je later gaan bijhouden hoeveel geld je krijgt (inkomen) en uitgeeft (uitgaven). Hierdoor kan je voorkomen dat je op een gegeven moment geen geld meer hebt.

Welke hoort bij je inkomen?
A
Belasting
B
Zakgeld
C
Kleedgeld
D
Telefoonabonnement

Slide 25 - Quizvraag

Vraag
Echtheidskenmerken van Geld
Test

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak een bankbiljet. Kun jij alle echtheidskenmerken vinden?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Het wisselt per winkel welk geld wordt aangenomen. Vaak staat er dan dit bordje. Alleen als dit bordje bij de kassa staat mag je niet met deze biljetten betalen. Op steeds meer plekken mag dit niet worden aangenomen omdat het te gevaarlijk is om zoveel geld te bezitten 1x niet opletten en je bent 500 euro kwijt). Deze briefjes worden ook niet meer gemaakt. Het is een mythe dat 1 en 2 cent niet meer mag worden geaccepteerd in Nederland. Het is een officiele munt in Nederland en winkels moeten het accepteren. Ook hier moet eerst worden aangegeven dat deze muntjes niet mogen worden aangenomen. Wel krijg je waarschijnlijk een chagrijnige kassamedewerker voor je neus want tellen met die kleine muntjes is wel wat irritant. Wel ronden de meeste winkels in Nederland af en krijg je 1 en 2 cent niet terug als wisselgeld.
              
                 Hoeveel geld ligt er totaal in elk vak?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Welk totaalbedrag hoort bij elk vakje?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is dit samen?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

JE KRIJGT EEN MAIL MET EEN AANBOD VAN JE TELEFOONPROVIDER. JE KUNT VANDAAG NOG JE CONTRACT VERLENGEN EN EEN NIEUWE TELEFOON UITZOEKEN. JIJ..
A
Klikt de mail ongelezen weg. Jouw telefoon uit 2010 doet het nog prima.
B
Je zit al op de fiets naar de winkel.
C
Je doet onderzoek op internet. Is het ergens anders niet goedkoper?
D
Je vraagt bij je ouders voor informatie wat je kunt doen.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

MAAK AF.
ALS IK DE STAD IN GA, DAN…
A
Kom ik nooit met lege handen thuis.
B
koop ik vaker niets dan iets.
C
koop ik alleen iets wanneer het écht leuk is.
D
Ik ga nooit de stad in omdat ik weet dat ik altijd iets koop..

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jouw duurste aankoop ooit geweest?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies