Voorbereiden: stelt planningen en werkschema’s op, bereidt werkzaamheden zorgvuldig voor.
Efficiency: gaat efficiënt om met tijd en middelen, gebruikt beschikbare middelen optimaal.
Anticiperen: voorziet mogelijke knelpunten of tegenslagen en is daarop voorbereid.
Doelgericht: houdt vast aan het eigen plan. Laat de doelen niet los als het tegenzit. Is koersvast. Houdt de doelen voor ogen.
Bewaken: houdt de werkvoortgang in de gaten, is steeds op de hoogte van de actuele stand van zaken.