1. Je legt uit hoe stoffen zoals koolstof en stikstof via kringlopen door een ecosysteem gaan.
2. Je legt uit hoe energiestromen in een ecosysteem verlopen.
3. Je beschrijft factoren die invloed hebben op de afbraak van organische stoffen.
Slide 3 - Tekstslide
Lezen blz. 247-249
1. Wat zijn de producenten, consumenten, reducenten, organische stoffen en anorganische stoffen in de afbeelding hiernaast?
2. Zijn detrituseters nu reducenten of eigenlijk consumenten?
3. Wat betekenen de verschillende kleuren lijnen in bron 1?
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Producenten en hun producten
Producenten zijn autotroof (auto = zelf)
Maken hun eigen voeding (d.m.v. fotosynthese of chemosynthese).
Maken uit anorganische stoffen organische stoffen m.b.v. bijvoorbeeld zonlicht.
Slide 5 - Tekstslide
Consumenten
Consumenten zijn heterotroof. Zij hebben voeding van anderen nodig.
Zijn aangewezen op organische voedingsstoffen uit andere organismen.
Slide 6 - Tekstslide
Reducenten
Reducenten: bacteriën en schimmels (vaak aangeduid als micro-organismen) zetten organische stoffen weer om in anorganische stoffen. Dit kan aeroob (met zuurstof) of anaeroob (zonder zuurstof).
Slide 7 - Tekstslide
Composteren?
Waarom?
Hoe?
-> Welke factoren beïnvloeden composteren= omzetting door reducenten?
Slide 8 - Tekstslide
Concept-map
Maak een concept-map waar de volgende begrippen in zitten: Kringlopen, producten, organische stof, anorganische stof, consumenten, reducenten, fotosynthese, chemosynthese, autotroof, heterotroof, aeroob en anaeroob.