3-31, M1F, mannelijk, vrouwelijk, onzijdig

Nederlands B1E
15-17 mei
Haa
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Nederlands B1E
15-17 mei
Haa

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEZEN
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les kan je bepalen of een Nederlands woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is en er op de juiste manier naar verwijzen.
Klaar!
Lees op deze site alvast over die en dat!

Slide 4 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel en leg uit wat er van de studenten wordt verwacht na de les.
Welk lidwoord hoort bij het woord 'fiets'?
A
Het
B
Dat
C
De
D
Die

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk lidwoord hoort bij het woord 'tafel'?
A
De
B
Dat
C
Die
D
Het

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk verwijswoord past in de zin: 'Ik wil graag ___ broodje, ___ ligt daar op de tafel.'?
A
Dat
B
Dit
C
Die
D
Deze

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het woordgeslacht?
Net zoals in het Frans, Duits of Spaans hebben Nederlandse woorden een woordgeslacht
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. 
Het-woorden zijn onzijdig.

Slide 8 - Tekstslide

Definieer wat een zin is en geef voorbeelden van zinnen en niet-zinnen.
Geslacht opzoeken
Je kan het woordgeslacht opzoeken in een (online) woordenboek.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een hoofdletter aan het begin van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Wat doe je met die informatie?
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die.
Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een punt aan het einde van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Welk lidwoord gebruiken we altijd bij woorden in het meervoud?
A
de
B
het
C
een

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden gebruiken we bij woorden in het meervoud?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1
Zoek het woordgeslacht van de volgende woorden op www.vandale.nl
1. school
2. gevaar
3. bibliotheek

Slide 13 - Tekstslide

Geef de studenten de opdracht om vijf zinnen te schrijven die aan de vereisten voldoen en laat ze hun werk met elkaar delen.
Onderwerp (en deelonderwerpen)
Elke tekst gaat ergens over. Het heeft een bepaald onderwerp.

Als er veel over een onderwerp te vertellen is, kan het onderverdeeld zijn in deelonderwerpen.




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deelonderwerp
Een deelonderwerp is het onderwerp van een alinea of meerdere alinea's
Voorbeeld: De tekst gaat over mondkapjes op scholen. 
Deelonderwerpen kunnen zijn: 
- regels
- verzet tegen mondkapjes
- mening schoolleiding

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp tekst: mondkapjes op scholen 
Deelonderwerp:
Regels mondkapjes
Deelonderwerp:
Verzet tegen mondkapjes
Deelonderwerp:
Mening schoolleiding mondkapjes
Middenstuk: 
Alinea 3/4
Alinea 5
Alinea 2
Inleiding: alinea 1 
Slot: alinea 6

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je deelonderwerpen? (leesstrategie)
Soms één alinea, soms meerdere per deelonderwerp.
Tussenkopje geeft vaak aan wat het deelonderwerp is.
Leesstrategie:
Globaal lezen: eerste en laatste zin van de alinea.
Zoeken lezen: je hebt een stukje tekst nodig over een specifiek deelonderwerp.

              Let op: tussenkopjes, anders gedrukte woorden, opvallende tekens.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea
C
aspecten van het onderwerp

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Voetbal
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
Examens

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het deelonderwerp alinea 2?
Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
artiestennaam
B
bedriegers
C
onveilig
D
praktisch

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet deze deelonderwerpen in een logische volgorde
Deelonderwerp 1 
Deelonderwerp 2
Deelonderwerp 3
De walvisjacht
Wat eten walvissen
Wat is een walvis?

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
  •  Cursus 1 Meer dan lezen § 6 Inleiding en slot - Opdracht 1 t/m 3 (4)
  • Cursus 1 Meer dan lezen § 7 Deelonderwerpen - Opdracht 1 en 2 
  • Cursus 6 Formuleren - §1 Volledige zinnen – Opdracht 1 t/m 3
  • Cursus 6 Formuleren -  §2 Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig - opdr. 1,2,3,5

  • Fictiedossier
Woordenschat (Journaal of Schooltaal)
Lezen van je boek

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies