blok 6 - 3 - 1 Griekse y - woord

blok 6 wk 3 les 1 
Griekse y - woord
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

blok 6 wk 3 les 1 
Griekse y - woord

Slide 1 - Tekstslide

Even opfrissen...

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke twee categorieën?

's zaterdags
A
apostrof s woord
B
klankgroepenwoord korte klank
C
hakwoord
D
klankgroepenwoord lange klank

Slide 4 - Quizvraag

Welke twee categorieën?

het thema
A
theewoord
B
klankgroepenwoord korte klank
C
hakwoord
D
klankgroepenwoord lange klank

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen klankgroepenwoord?
A
solo
B
klauteren
C
drumstel
D
stelling

Slide 6 - Quizvraag

Welke twee categorieën?
koning
A
Klankgroepenwoord
B
langermaakwoord
C
plankwoord
D
zingwoord

Slide 7 - Quizvraag

Welke twee categorieën?
botsing
A
langermaakwoord
B
hakwoord
C
zingwoord
D
klankgroepenwoord

Slide 8 - Quizvraag

Werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: altijd ik- vorm +t
behalve bij ik en als jij erachter staat.

Slide 10 - Tekstslide

Ik word ziek.
Word jij ook ziek? 
Hij wordt morgen vast ziek. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Ik ..... de kaarten.
A
schud
B
schudt
C
schut

Slide 13 - Quizvraag

Hij ....... de kaarten.
A
schud
B
schudt
C
schut

Slide 14 - Quizvraag

....... jij de kaarten?
A
Schud
B
Schudt
C
Schut

Slide 15 - Quizvraag

Mijn broer ...... me.
A
bevrijd
B
bevrijdt
C
bevrijt

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoel: Griekse y -woord      
Ik ken de regel van de woorden met de Griekse y:
Griekse y - woord. Ik schrijf de Griekse y. 
Een Griekse y is een ij zonder puntjes. Het wordt Griekse y genoemd, omdat de letter uit het Griekse alfabet komt.
 Er is geen regel die ons vertelt wanneer je een y moet schrijven op de plek waar je een /ie/, /i/ of /j/ hoort. Griekse y-woorden zijn dus weetwoorden
Dit zijn woorden waarbij je de /ie/, /i/, of /j/ hoort.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

IK
                             Ik

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Schrijf de woorden die je onthouden hebt

Slide 22 - Woordweb

Welke zin staat in de voltooide tijd?
A
De kinderen aten een lolly.
B
Groep 6 heeft een hyena gezien.
C
Wij typen het antwoord.
D
De gymles was gezellig.

Slide 23 - Quizvraag