kracht en beweging

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke kracht hebben je spieren nodig om een fiets te laten bewegen?
A
voortstuwend kracht
B
tegenwerkende kracht
C
luchtwrijving
D
rolweerstand

Slide 6 - Quizvraag

Als de snelheid constant is,
dan is de voortstuwende kracht
A
groter dan de wrijvingskracht
B
kleiner dan de wrijvingskracht
C
gelijk aan de wrijvingskracht

Slide 7 - Quizvraag

Een verhuizer duwt tegen een kist.
de kist komt niet vooruit.
Hoe groot is de wrijvingskracht als de verhuizer duwt?
A
Fw = 0N
B
Fv = Fw
C
Fv < Fw
D
Fv > Fw

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Een volgeladen vrachtwagen heeft een grotere traagheid dan een lege vrachtwagen.
Hoe merkt een chauffeur dat bij het afremmen?

A
moeilijker bestuurbaar
B
duurt langer om op snelheid te komen.
C
duurt langer om tot stilstand te komen
D
er is geen waarneembaar verschil

Slide 13 - Quizvraag

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
a.   Bereken de versnelling.
      vb = 0 km/u                                         ∆v = 100 – 0 = 100 km/u = 28 m/s
      ve = 100 km/u                                       a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s²
      t = 4,1s                    

Slide 14 - Tekstslide

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
b.  Bereken de nettokracht die de Porsche laat versnellen.
     m = 2000 kg                                    F = m・a = 2000・ 6,8 = 13600N
     a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s² 


Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent de min voor de versnelling?
A
een rekenfout; kan niet negatief zijn
B
heeft geen betekenis
C
het voorwerp versnelt
D
het voorwerp vertraagt

Slide 16 - Quizvraag

Een fietser remt in 2,5 seconden af van 18 naar 0 km/u.
De totale massa is 95kg.
De beweging is eenparig vertraagd.
Met welke formule bereken je de vertraging?
A
a = v/t
B
v = s/t
C
F = m ・a
D
E = m・a・h

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

§11.3 Kracht en arbeid
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
 a. Bereken de zwaarte-energie boven op de heuvel.
      m = 72kg                                          Ez = m ・g・ h
      h = 20m                                                      72・10・20 = 14400J

Slide 20 - Tekstslide

§11.3 Kracht en arbeid
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
b. Bereken bewegingsenergie onderaan heuvel  
     bij snelheid 11m/s.
     m = 72kg                                                   Ek = ½ ・m・ v²
      v = 11m/s                                                            ½ ・72・ 11² = 4356J


Slide 21 - Tekstslide

§11.3 Kracht en arbeid
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
De zwaarte-energie is niet volledig omgezet in bewegingsenergie, 
onder aan de heuvel.
c. In welke vorm van energie is de ‘verdwenen’
     zwaarte-energie omgezet?
     De ‘verdwenen’ zwaarte-energie is omgezet in warmte.



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

stopafstand =
A
reactietijd + remweg
B
reactieafstand + remweg
C
reactieafstand + reactietijd
D
iets anders

Slide 25 - Quizvraag

Een auto remt minder goed als de
.... of .... versleten zijn

Slide 26 - Open vraag