Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
Slide 1 - Tekstslide
- Welkom
- Stillezen
- Spelling H12 - bespreken huiswerk
- Extra uitleg
- Extra oefenen meervouden
Doel:
- Je benoemt welke regels er zijn wat betreft het maken van meervouden
- Je kunt van de meeste woorden het meervoud schrijven
- Je kent de woorden van woordenschat
Vandaag in de les:
Slide 2 - Tekstslide
Stillezen
timer
15:00
Leg ondertussen je boeken op tafel neer.
Slide 3 - Tekstslide
Mensen, dieren, dingen, plaatsen
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord - de, het, een
Komen voor een ZN, vormen samen een woordgroep.
de (bepaald) - hoort bij mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden
het (bepaald) - hoort bij onzijdige zelfstandig naamwoorden
een (onbepaald) - hoort bij onzijdige, mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Veel zelfstandig naamwoorden hebben een meervoud op -en. Dat meervoud kun je op verschillende manieren maken:
- alleen -en erachter (taart - taarten)
- -en erachter, maar laatste letter verdubbelen(bal- ballen)
-Bij woorden op -ik: alleen -k verdubbelen als de klemtoon op ik ligt. (strik - strikken, perzik - perziken)
- -en erachter, maar klinker weghalen (jaar - jaren)
- -en erachter, maar medeklinker veranderen (huis - huizen)
Meervouden - -en
Alles voor de uitspraak!
Slide 5 - Tekstslide
Andere zelfstandig naamwoorden hebben een meervoud op -s of 's Hierbij geldt de regel van de uitspraak:
Je schrijft de -S altijd aan het woord vast
- Behalve als de uitspraak verandert:
lepels vs. auto's
- Afkortingen hebben altijd een 's (cd's, wc's) (op een X- BMX'en)
Meervouden - -s of 's
Slide 6 - Tekstslide
Een aantal zelfstandig naamwoorden heeft twee meervouden:
Aardappels en aardappelen
Groentes en groenten
Meervouden - beiden mogelijk
Slide 7 - Tekstslide
Woorden die op een -ie of -ee eindigen, kunnen een mv op een -s hebben. Dan schrijf je hem vast (geen probleem met uitspraak) Kanarie- kanaries, portemonnee- portemonnees
Woorden die op een -ie eindigen, kunnen ook een mv op een -en hebben. Dan is de klemtoon belangrijk: - ligt de klemtoon op de -ie, dan schrijf je -ie+ën = knie - knieën - ligt de klemtoon op niet op de -ie, dan schrijf je -ie+"n = bacterie- bacteriën
Ook woorden die op -ee eindigen kunnen ook een mv op -en hebben. Dan doe je -ee+ën = Trofee - trofeeën
Soms verandert de klinker: stad = steden, overheid - overheden
Andere - moeilijke - meervouden
Slide 8 - Tekstslide
Bij sommige woorden komt er -eren achter: Kind - kinderen, lam - lammeren
Leenwoorden die op -icus eindigen, veranderen in -ici: technicus - technici, musicus - musici
Leenwoorden die op -um eindigen hebben soms twee meervouden, met een -a is de oorspronkelijke versie: Museum - musea of museums
Sommige woorden zijn onregelmatig, die bedenken zelf iets. koe - koeien
Andere - moeilijke - meervouden
Slide 9 - Tekstslide
Bespreken opdrachten
Oefenen met meervouden
Slide 10 - Tekstslide
Aan de slag:
- Je gaat via Magister naar de site van Kern
- Je moet hier een klassencode invullen:
SXFF-2GDH
- Als je in de klas zit, kun je naar H11 en H12 gaan.
Daar heb je uitlegfilmpjes, maar ook Drillsteroefeningen.
Kies de oefeningen over het meervoud en oefen met het maken van meervouden.
Oefenen met meervouden (12)
Slide 11 - Tekstslide
Noem één ding dat je geleerd hebt tijdens deze les
Slide 12 - Open vraag
- Leesboek meenemen
- Je leert de regels over het vormen van meervouden