Sterke werkwoorden
1 / 16
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke sterke ww
ken je?
ken je?
Slide 3 - Woordweb
Sterk of zwak?
DENKEN
DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord
Slide 4 - Quizvraag
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Lopen
Eten
schrijvenn
Kijken
Voetballen
maken
Slide 5 - Sleepvraag
A
ik ging
B
ik heb gegeten
C
wij hebben gelopen
D
ik ben
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
lopen
Wij zijn naar de bakker .....
Wij zijn naar de bakker .....
A
geliept
B
gelopen
C
geloopt
D
geverlopen
Slide 8 - Quizvraag
roepen
De jongens hebben hun vriend .....
De jongens hebben hun vriend .....
A
geroept
B
geroepen
Slide 9 - Quizvraag
slapen
Zij heeft de hele nacht niet ....
Zij heeft de hele nacht niet ....
A
geslapen
B
sliepen
C
geslaapen
D
gesliept
Slide 10 - Quizvraag
schrijven
Zij heeft een hele tekst ....
Zij heeft een hele tekst ....
A
geschrijven
B
geschreven
Slide 11 - Quizvraag
eten
Ik heb ..... .
Ik heb ..... .
A
gegeten
B
geeten
Slide 12 - Quizvraag
kijken
Hij heeft een film ...
Hij heeft een film ...
A
gekijken
B
gekijkt
C
gekeken
Slide 13 - Quizvraag
drinken
Het kind heeft veel ...
Het kind heeft veel ...
A
gedrinkt
B
gedrinken
C
gedronken
D
gedronkt
Slide 14 - Quizvraag
krijgen
De oude vrouw heeft gisteren veel geld ....
De oude vrouw heeft gisteren veel geld ....
A
gekrijgt
B
gekregen
C
gekrijgen
D
gekrijgd
Slide 15 - Quizvraag
lachen
Er werd veel ....
Er werd veel ....
A
gelacht
B
gelachen
C
gelachd
D
geworpen
