2W8 Het ademhalingsstelsel

8
Het ademhalingsstelsel
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

8
Het ademhalingsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

HERHAALOPDRACHT 
Beschrijf hoe een molecuul zuurstof vanuit de lucht in een cel in je arm terecht komt. Denk hierbij aan: 
  1. Waar komt het molecuul zuurstof allemaal langs?
  2. Waar en hoe komt zuurstof in het bloed?
  3. hoe kom dat bloed bij de cellen in je arm?
Doe de opdracht eerst alleen, vergelijk daarna met je buurman of -vrouw

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les...
1 Leg je uit wat het verschil is tussen borst- en buikademhaling door te vertellen wat er met de ribben en het middenrif gebeurt tijdens de in- en uitademing.
2 Leg je uit wat de vitale capaciteit is en op welke manier die gemeten kan worden.

Slide 3 - Tekstslide

4.3 Ademhaling
middenrifademhaling
Bij de middenrifademhaling (of buikademhaling) bewegen het middenrif en de buik...
  • dit is de ademhaling in rust
  • als er méér lucht nodig is, dan doet ook de ribademhaling mee

Slide 4 - Tekstslide

4.3 Ademhaling
ribademhaling
Bij de ribademhaling bewegen ribben en het borstbeen tijdens het in- en uitademen. Tussenribspieren helpen mee om de borstkas op te tillen.
  • bij inademen gaat de borstkas omhoog, de longen worden groter
  • de druk in de longen daalt > lucht wordt in de longen gezogen

Slide 5 - Tekstslide

4.3 Ademhaling
ribademhaling
  • bij uitademen gaat de borstkas omlaag, de longen worden kleiner
  • de druk in de longen stijgt > lucht wordt uit de longen geperst

Slide 6 - Tekstslide

4.3 Ademhaling
ribademhaling
Wanneer méér inspanning verricht wordt, moeten méér spieren meedoen om de borstholte nog méér inhoud te laten krijgen.
Daarom helpen mee...
  • schuine buikspieren (2x S)
  • rechte buikspieren (R)
  • dwarse buikspieren (D)
  • spieren in hals (niet op afbeelding)
schuine buikspier
S
schuine buikspier
S
dwarse buikspier
D
rechte buikspier
R

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

OPDRACHT 
Lees 4.3 Ademhaling (p. 127-128) 

Maak de vragen in Take Care 
- Hoofdstuk 4 tot en met vraag 16

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

4.4 Vitale capaciteit
De hoeveelheid lucht die verplaatst kan worden, zegt iets over de gezondheid van de longen.
Dat heet spirometrie of longfunctieonderzoek.
Het resultaat is een spirogram.
spirogram

Slide 11 - Tekstslide

4.4 Vitale capaciteit
1 het ademvolume, hoeveelheid lucht die in rust in- en uitgeademd wordt
2 het maximale inademvolume
3 het maximale uitademvolume
ademvolume
500ml lucht
1
maximaal inademvolume
3000ml lucht
2
maximaal
uitademvolume
1500ml lucht
3

Slide 12 - Tekstslide

4.4 Vitale capaciteit
4 de vitale capaciteit, het volume bij een maximale in- en uitademing (= 1+2+3)
5 restvolume, lucht die na een uitademing nog achterblijft in de longen
vitale capaciteit
4
restvolume
1500ml
5

Slide 13 - Tekstslide

4.4 Vitale capaciteit
6 de dode ruimte is de hoeveelheid lucht die wordt ingeademd, maar niet meedoet met de gaswisseling
  • de lucht komt niet verder dan de bronchiën
  • bij de uitademing is dit er als eerste weer uit
dode ruimte
150ml
6

Slide 14 - Tekstslide

OPDRACHT
Lees 4.4 Vitale capaciteit (p. 129) en maak de vragen:  

1. Hoe heet het onderzoek waarbij je longinhoud gemeten wordt?
2. Beschrijf deze termen: ademvolume, vitale capaciteit, restvolume, dode ruimte en geef aan om hoeveel lucht het ongeveer gaat
3. Maak vraag 17 van hoofdstuk 4 van Take Care

Slide 15 - Tekstslide

Check H4.1-4.4
1. De meest gebruikte brandstof van het lichaam is
A. Vetten
B. Eiwitten
C. Glucose
D. Vitaminen

Slide 16 - Tekstslide

Check H4.1 - 4.4
2. Als je je verslikt dan:
A. Sluit de huig niet goed en komt voedsel in de luchtpijp
B. Sluit het strottenklepje niet goed en komt voedsel in de luchtpijp
C. Sluit de huig niet goed en komt voedsel in de neusholte
D. Sluit het strottenklepje niet goed en komt voedsel in de neusholte

Slide 17 - Tekstslide

Check H4.1-4.4
3. De stembanden liggen in (I)...... en zijn (II) ... als je praat: 
A. I = keelholte                 II = gesloten
B.  I = keelholte                II = open
C. I = strottenhoofd       II = gesloten
D. I = strottenhoofd       II = open

Slide 18 - Tekstslide

Check H4.1-4.4
4. De uitwisseling van O2 en CO2 met het bloed vindt plaats in:
A. Luchtpijp
B. Bronchieen 
C. Longblaasjes
D. Alle drie zijn juist

Slide 19 - Tekstslide

Check 4.1-4.4
5. Welke twee zinnen zijn juist? 
A. De linkerlong is groter dan de rechter en bestaat uit drie kwabben
B. De rechterlong is groter dan de linkerlong en bestaat uit drie kwabben
C. De ruimte tussen beide longen heet de longpoort
D. De ruimte tussen beide longen heet het mediastinum

Slide 20 - Tekstslide

Check 4.1-4.4
6. Wat is een goede omschrijving van ademvolume?
A. De hoeveelheid lucht die in je longen achterblijft als je ver uitademt
B. De maximale hoeveelheid lucht die je in kan ademen
C. De hoeveelheid lucht die je in- en uitademt in rust
D. Geen van drieën 

Slide 21 - Tekstslide

zelf maken
H4 Het ademhalingsstelsel
  • Opdracht 17 en 18

LET OP: 
Uiterlijk donderdag 8:00 moeten ALLE huiswerkopdrachten af zijn

Slide 22 - Tekstslide

Na deze les...
1 Leg je uit wat het verschil is tussen borst- en buikademhaling door te vertellen wat er met de ribben en het middenrif gebeurt tijdens de in- en uitademing.

2 Leg je uit wat de vitale capaciteit is en op welke manier die gemeten kan worden.

Slide 23 - Tekstslide

Na deze les...
1 noem je de organen van borst-, buik en bekkenholte

2 leg je uit welke oorzaak een aandoening kan hebben

3 leg je uit hoe groei en ontwikkeling plaatsvinden
1 Leg je uit wat het verschil is tussen borst- en buikademhaling door te vertellen wat er met de ribben en het middenrif gebeurt tijdens de in- en uitademing.

2 Leg je uit wat de vitale capaciteit is en op welke manier die gemeten kan worden.

Slide 24 - Tekstslide