Noteer van elk hoofdstuk de belangrijkste gebeurtenissen of veranderingen in 1 of enkele zinnen.
Schrijf de samenvatting in je eigen woorden, neem dus geen zinnen over uit het boek.
Houd in de samenvatting de volgorde van het boek aan.
Slide 10 - Tekstslide
Wat moet in ieder geval duidelijk worden?
Wie de hoofdpersoon is en welke ontwikkeling hij/zij doormaakt.
Wat het probleem of de opdracht van de hoofdpersoon is.
Wie de belangrijkste bijfiguren zijn.
Wat de ruimte (zie begrippenlijst!) van het verhaal is.
Slide 11 - Tekstslide
Opmaak
Noteer de titel van je boek.
Noteer de naam van de schrijver.
Sla een paar regels over.
Noteer vervolgens de samenvattende zinnen. Zorg ervoor dat ze correct zijn opgebouwd en dat je geen spelfouten maakt. Denk aan hoofdlettergebruik en interpunctie!
Verklaar de titel.
Slide 12 - Tekstslide
Titel
Een schrijver heeft goed nagedacht over de titel van het boek. Soms is de titelverklaring eenvoudig en soms zit er een verborgen betekenis achter. Denk goed na over de titel en schrijf je titelverklaring op. Hiermee sluit je de samenvatting af.