KD Fotografie - les 2

• nask
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Fotografie les 3 - de camera

Lesdoelen

- beschrijven hoe een digitale fotocamera werkt.

- beschrijven hoe foto is opgebouwd.

- uitleggen wat de functie van een flitser is.

- uitleggen wat zoomen van een camera is.

Lens

Een camera heeft altijd een lens nodig om een foto te maken. De lichtstralen gaan door de lens de camera in.  

De lens in een camera werkt net als je ooglens. Alleen heeft een camera geen netvlies, maar een lichtgevoelig plaatje. Op dat lichtgevoelige plaatje komt het beeld. Het beeld is verkleind en staat op zijn kop, net als in je oog.  

 

CCD  

Kijk naar afbeelding 2. Je ziet een digitale fotocamera. Eerst gaan de lichtstralen door de lens de camera in. In de camera valt het licht op een klein plaatje: het CCD. 

Het CCD is gevoelig voor licht (net als het netvlies in je oog). 

CCD

Bij de camera in afbeelding 3 is de lens eraf gehaald. Je ziet het CCD. Het CCD zet elke lichtstraal om in een elektrische lading. Op die manier ontstaat op het CCD een beeld. Een chip zet dat beeld om in een digitaal signaal. Nu kun je de foto bekijken op je scherm.  

Opslagkaart

Als je afdrukt (op de knop drukt), wordt het digitale signaal opgeslagen op een geheugenkaart (zie afbeelding 4). Je foto is nu een digitaal bestand. Je kunt de foto bewaren, kopiëren, bewerken of versturen.

Pixel

Een foto of een scherm is opgebouwd uit heel kleine vakjes. Eén zo'n vakje heet een pixel (zie afbeelding 2). Hoe meer pixels op hetzelfde oppervlak, hoe scherper het beeld op een scherm/afdruk

Focus AF

Een camera stelt automatisch scherp (AF- auto focus). Handmatig scherpstellen doe je door de lens op MF - Manuele focus te zetten.

Flitser

Bij te weinig licht kun je een flitser gebruiken. Een flitser is een lampje dat een korte, felle lichtflits geeft als je een foto maakt. In afbeelding 1 zie je het lampje van de flitser van een digitale camera.

Zoomen  

De meeste camera's kunnen inzoomen en uitzoomen. Bij inzoomen en uitzoomen verander je de afstand tussen de lens en het CCD. Door inzoomen haal je het beeld dichterbij. Je kunt een klein voorwerp groot op de foto zetten. Bijvoorbeeld een paar bloemen (afbeelding 3a).  

Door uitzoomen zet je juist meer dingen op de foto. Op de foto zie je een groter gebied (afbeelding 3b). 

Aan de slag