Lenzen samengevat

Lenzen H2
Samengevat
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lenzen H2
Samengevat

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 + 2
De GSM camera
De digitale camera

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

De werking van een lcd-scherm  
In afbeelding 3 zie je een eenvoudig lcd-scherm met een mannetje erop. Het scherm is 11 pixels breed en 12 pixels hoog. De pixels van het mannetje zijn donker. De andere pixels zijn licht. 

Slide 4 - Tekstslide

Aan hoeveel pixels is 1 megapixel gelijk?
A
honderdduizend
B
1 miljoen
C
10 miljoen
D
100 miljoen

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Vergroting

Slide 7 - Tekstslide

Vergroting

Slide 8 - Tekstslide


Foto B is een
vergroting van A.
Wat is de factor?
A
80:24=3,33
B
80-24=56
C
24:80=0,3
D
80x24=1920

Slide 9 - Quizvraag

Paragraaf 3
Projecteren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Beeld Construeren
Met een bolle lens kun je een beeld maken van een voorwerp. 

Slide 13 - Tekstslide

Een lichtstraal door het optisch midden

Een lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas en dan door brandpunt achter de lens

Een lichtstraal vanuit brandpunt dan achter de lens evenwijdig aan de hoofdas. 
Beeld construeren

Slide 14 - Tekstslide

Paragraaf 4
Jouw ogen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

lenssterkte

Slide 19 - Tekstslide

Een lens heeft een brandpuntsafstand van -25cm.
Bereken de lenssterkte.
A
4,0 dpt
B
-4,0 dpt
C
-0,04 dpt
D
0.04 dpt

Slide 20 - Quizvraag

Paragraaf 5
Lenzenformule

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Welke afstanden horen
bij de nummers
1, 2 en 3
A
1 = voorwerpsafstand 2 = brandpuntsafstand 3 = beeldafstand
B
1 = voorwerpsafstand 2 = beeldafstand 3 = brandpuntsafstand
C
1 = beeldafstand 2 = voorwerpsafstand 3 = brandpuntsafstand
D
1 = brandpuntsafstand 2 = beeldafstand 3 = voorwerpsafstand

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de beeldafstand als je de voorwerpsafstand kleiner maakt (f blijft gelijk)?
A
de beeldafstand wordt ook kleiner
B
de beeldafstand wordt groter
C
de beeldafstand veranderd niet
D
dat kun je niet zeggen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de beeldafstand?
A
10 cm
B
30 cm
C
40 cm
D
70 cm

Slide 25 - Quizvraag

De brandpuntsafstand is 5 cm
De beeldafstand is 0,70 m
bereken de voorwerpsafstand
A
- 8,14 cm
B
4.67 cm
C
5,4 cm
D
75 cm

Slide 26 - Quizvraag

Wessel houdt een vinger 10 cm voor zijn ogen. Hij kan de vinger dan nog net scherp zien. De afstand tussen de ooglens en netvlies is 1,7 cm.
Wat is de voorwerpsafstand en beeldafstand?
A
v = 1,7 cm b = 10 cm
B
v = 17 cm b = 10 cm
C
v = 10 cm b = 17 cm
D
v = 10 cm b = 1,7 cm

Slide 27 - Quizvraag