2.2 Waarom zou je sparen?

Waarom zou je sparen?
  • Je kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je     spaart.
  • Je  kan uitleggen wat rente is
  • Je kan de 3 geldfuncties opsommen en herkennen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Waarom zou je sparen?
  • Je kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je     spaart.
  • Je  kan uitleggen wat rente is
  • Je kan de 3 geldfuncties opsommen en herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Waarvoor spaar jij?

Slide 2 - Woordweb

Waarom zou je sparen?
Spaarmotieven
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen spaarmotief?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer je spaart om genoeg geld te hebben, voor het geval je tijdelijk zonder inkomen zit, dan is je spaarmotief:
A
voorzorg
B
rente
C
doel

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer je spaart voor een nieuwe telefoon, dan is je spaarmotief:
A
voorzorg
B
rente
C
doel

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer je spaart om een nieuwe Playstation te kopen, dan is je spaarmotief:
A
voorzorg
B
rente
C
doel

Slide 7 - Quizvraag

Wat waren de 3 spaarmotieven?

Slide 8 - Woordweb

Leerdoel: je kan uitleggen wat rente is
Rente is een vergoeding die je krijgt van de bank voor jouw spaargeld.
  • wordt berekend in procenten
  • rentepercentage is altijd per jaar!


6% per jaar -> 6% : 12 maanden = 0,5% per maand

Slide 9 - Tekstslide

Rente uitrekenen
Ik heb € 15.000 gespaard. Ik krijg 0,10% rente. Bereken de rente.

Slide 10 - Tekstslide

Ik heb € 8.000 gespaard. Ik krijg 0,20% rente. Bereken de rente die ik krijg na 1 jaar.

Slide 11 - Open vraag

Leerdoel: je kan de 3 geldfuncties opsommen en 
                   herkennen.

Slide 12 - Tekstslide

Functies van geld
Ruilmiddel:
producten kopen
Rekenmiddel:
prijzen vergelijken
Spaarmiddel:
geld opzij zetten

Slide 13 - Tekstslide

Functies van geld voorbeeld
  • Ruilmiddel:       ik koop een trui en een broek
  • Spaarmiddel:   ik geef mijn geld niet uit, maar spaar om een    trui (later) te kunnen kopen
  • Rekenmiddel:  een trui kost €40 en een broek €50

Slide 14 - Tekstslide

Welk middel past niet bij de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 15 - Quizvraag

In plaats van mijn zakgeld uit te geven, leg ik het opzij om een nieuwe telefoon te kunnen kopen.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 16 - Quizvraag

In supermarkt A kost een kilo bananen € 0,50 meer dan in supermarkt B.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 17 - Quizvraag

Welke van de 3 geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld?

Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.

A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 18 - Quizvraag

Peter vergelijkt broeken. Dezelfde broek is bij de ene winkel € 25,- goedkoper dan bij de andere winkel
Welke geldfunctie komt hier naar voren?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Oppotmiddel
D
Rekenmiddel

Slide 19 - Quizvraag

Op het internet kost een televisietoestel € 499 en betaal je €75 verzendkosten. In de winkel betaal je € 549. Ik koop de televisie in de winkel.
Welke geldfunctie herken je niet?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 20 - Quizvraag

Je gebruikt geld als.....................wanneer je iets koopt
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel

Slide 21 - Quizvraag

Evaluatie leerdoelen

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je spaart.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Ik kan uitleggen wat rente is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Ik kan de 3 geldfuncties opsommen en herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll