W21 GPL klas 1

Bienvenue
Semaine 21 
Le 26 mai
GPL
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue
Semaine 21 
Le 26 mai
GPL

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
Chapitre 5:
  • de vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Maar eerst nog even herhalen:

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel woorden schrijf je op bij een passé composé?
(noteer een getal)

Slide 3 - Open vraag

Welke woorden noteer je bij een passé composé?
  • je noteert altijd twee woorden:
  • een hulpwerkwoord => een vorm van avoir
  • een voltooid deelwoord 

Slide 4 - Tekstslide

Maak een voltooid deelwoord van het volgende werkwoord:

danser

Slide 5 - Open vraag

Maak een voltooid deelwoord van het volgende werkwoord:

habiter

Slide 6 - Open vraag

Samenvattend - passé composé
  • je noteert dus altijd twee woorden
  • 1. een hulpwerkwoord => een vorm van avoir
  • 2. een voltooid deelwoord => -r eraf, accent op de -e: -é

  • Bijvoorbeeld: il (donner)
  • il  a donné 

Slide 7 - Tekstslide

Zet in de juiste vorm van de passé composé (noteer alleen je werkwoorden):
il (manger)

Slide 8 - Open vraag

Zet in de juiste vorm van de passé composé (noteer alleen je werkwoorden):
vous (regarder)

Slide 9 - Open vraag

Zet in de juiste vorm van de passé composé (noteer alleen je werkwoorden):
j' (détester)

Slide 10 - Open vraag

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. ...., dan krijgt het bijv. naamw. ...:

enkv
meerv
mnl
-
+s
vrl
+e
+es

Slide 11 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. mnl enkv., dan krijgt het bijv. naamw. -:

Le garçon est grand.

Slide 12 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. vrl enkv., dan krijgt het bijv. naamw. +e:

La fille est grande.

Slide 13 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. mnl mv., dan krijgt het bijv. naamw. +s:

Les garçons sont grands.

Slide 14 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. vrl mv., dan krijgt het bijv. naamw. +es:

Les filles sont grandes.

Slide 15 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. mnl & vrl mv., dan krijgt het bijv. naamw. +s:

Ali et Suzanne sont grands.

Slide 16 - Tekstslide

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

La jupe est (petit).

Slide 17 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Le sac à dos (bleu).

Slide 18 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

La table (haut).

Slide 19 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Mes cousines sont (blond).

Slide 20 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Les cheveux (court).

Slide 21 - Open vraag

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -s, dan geen extra -s bij mnl meerv.
Un pull gris  => les pulls gris
  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -e, dan geen extra -e bij vrl enkv/meerv. 
Un pull rouge => une jupe rouge  => deux jupes rouges
  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -é, dan wel een extra -e bij vrl.
Mon pull préféré  => ma jupe préférée  => mes jupes préférées


Slide 22 - Tekstslide

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Elles sont (jeune).

Slide 23 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

deux (mauvais) jours

Slide 24 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

une maison (gris)

Slide 25 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

La robe (orange).

Slide 26 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Paris est ma ville (préféré)

Slide 27 - Open vraag

Réviser
Onregelmatige vormen:


mnl enkv
vrl enkv
mnl mv
vrl mv
beau
belle
beaux
belles
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieux
vieille
vieux
vieilles

Slide 28 - Tekstslide

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

La maison est (beau).

Slide 29 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Les deux profs sont (vieux).

Slide 30 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

La casquette est (nouveau et jaune).

Slide 31 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Ma grand-mère est (vieux)

Slide 32 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Les cheveux de ma grand-mère est (gris)

Slide 33 - Open vraag

Zet het bijv. naamwoord in de juiste vorm:

Une caravane (vieux et bleu)

Slide 34 - Open vraag

Zijn er nog vragen?

Slide 35 - Tekstslide