Informatievaardigheden klas 9

INFORMATIEVAARDIGHEDEN
Vandaag ga je leren op de
juiste manier om te gaan
met internet en
informatiebronnen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatievaardighedenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

INFORMATIEVAARDIGHEDEN
Vandaag ga je leren op de
juiste manier om te gaan
met internet en
informatiebronnen

Slide 1 - Tekstslide

DOELEN
  • Je bent je bewust van veiligheid en privacy bij het gebruik van internet
  • Je kunt informatie zoeken en filteren
  • Je kunt inschatten of een bron betrouwbaar en bruikbaar is

Slide 2 - Tekstslide

EENS OF ONEENS?
Ik spreek altijd de waarheid online
-2100

Slide 3 - Poll

EENS OF ONEENS?
Ik kan nepnieuws en echt nieuws van elkaar onderscheiden
ja
nee

Slide 4 - Poll

Ik weet wat er over mij te vinden is op internet
-2100

Slide 5 - Poll

Mijn posts op social media laten zien hoe mijn échte leven is
A
ja
B
nee, het laat maar een deel van mijn leven zien
C
nee, het is niet helemaal zoals ik echt ben
D
ik post niet op social media

Slide 6 - Quizvraag

Ik gebruik veilige wachtwoorden op internet
A
ja, altijd
B
meestal wel
C
nee, ik heb 1 wachtwoord voor alles
D
ik hou me daar niet mee bezig

Slide 7 - Quizvraag

Mediawijsheid
Op een kritische en bewuste manier om kunnen gaan met internet.

Om mediawijs te handelen heb je informatievaardigheden nodig: vaardigheden die helpen bij het zoeken, vinden, beoordelen en verwerken van informatie.

Slide 8 - Tekstslide

Informatievaardigheden
Bij het opzoeken en gebruiken van informatie stel je je zelf steeds de volgende vragen:

  • Hoe zoek ik op een goede manier informatie op internet?
  • Wat is de bron van de informatie?
  • Hoe weet ik of de informatie bruikbaar en betrouwbaar is?

Slide 9 - Tekstslide

Welke informatiebronnen kun je gebruiken?

Slide 10 - Open vraag

Informatie zoeken en filteren
  1. Formuleer de zoekvraag
  2. Bedenk welke informatiebron je gaat gebruiken
  3. Formuleer de juiste zoektermen

Slide 11 - Tekstslide

Welke zoektermen gebruik je bij het opzoeken van documenten in Google over de impact van reclame op de eetgewoonten bij jongeren?
A
Impact, reclame, eetgewoonten jongeren
B
Reclame, eetgewoonten jongeren
C
Reclame
D
Overgewicht bij jongeren, reclame

Slide 12 - Quizvraag

Je moet een elektronische databank doorzoeken om informatie te vinden over de invloed van de opwarming van de aarde op het smelten van de ijskappen op de zuidpool. Welke zoektermen ga je gebruiken?
A
Opwarming aarde, smelten ijskappen, zuidpool
B
Opwarming aarde, smelten ijskappen
C
Invloed, opwarming aarde, smelten ijskappen
D
Invloed, opwarming aarde, smelten ijskappen, zuidpool

Slide 13 - Quizvraag

Zoekmachines
Zoekmachines gebruiken bots (spiders) die constant het internet afstruinen op zoek naar nieuwe of gewijzigde inhoud. 

Als een nieuwe pagina is ontdekt, analyseert de zoekmachine de pagina om te achterhalen waar de pagina precies over gaat. Dit proces heet indexing. Als een pagina is geïndexeerd, kan die pagina in de zoekresultaten verschijnen.

Slide 14 - Tekstslide

 SEO= Search Engine Optimization
De inhoud (content) van de website van een bedrijf moet zo goed mogelijk aansluiten op de zoekopdrachten van de doelgroep. Verdiep je daarom goed in het zoekgedrag van je doelgroep: welke woorden gebruiken ze in hun zoekopdrachten?

Je kunt dan belangrijke zoekwoorden verwerken in je content.

Slide 15 - Tekstslide

SEA = Search Engine Advertising
Oftewel: betaald adverteren in een zoekmachine.
Zo’n betaalde advertentie herken je in de zoekresultaten van Google aan het groene, vierkante blokje met ‘Adv.’.
Vaak zijn dat de eerste zoekresultaten.

De eerste zoekresultaten hoeven dus niet de beste te zijn!

Slide 16 - Tekstslide

Zoekmachines
Veel bekende zoekmachines (bijv. Google) verzamelen en verkopen jouw gegevens. Als je dit niet wilt, kun je beter een anonieme zoekmachine gebruiken, zoals:

Slide 17 - Tekstslide

Vul de volgende zoekwoorden in Google in: betrouwbare internetbronnen. Hoeveel resultaten vindt Google?

Slide 18 - Open vraag

Zoekresultaten
Welke zoekresultaten je krijgt, hangt af van:
- welke browser je gebruikt
- welke zoekmachine je gebruikt
- welke sites je eerder hebt bezocht (als je ingelogd bent)
- welk device je gebruikt
- in welk land/regio je je bevindt
- welke taal je gebruikt

Slide 19 - Tekstslide

Databanken
Met een zoekmachine vind je niet alle informatie op internet.  Databases kunnen veel betrouwbare informatie bevatten:  
www.delpher.nl: miljoenen gedigitaliseerde teksten uit Nederlandse kranten, boeken, tijdschriften en radiobulletins
www.isgeschiedenis.nl: dagelijkse historische achtergronden bij het nieuws.
www.nemokennislink.nl: toegankelijke wetenschap
www.nexisuni.com (alleen via Wifi school): 40 jaar archief uit meer dan 15.000 nationale en internationale nieuwsbronnen

Slide 20 - Tekstslide

Informatie opslaan
  1. op een device (laptop, telefoon, computer, Chromebook): je kunt alleen op dat apparaat erbij
  2. op een usb-stick: je kunt deze meenemen (en kwijtraken)
  3. in een cloud: online (Google Drive, Onedrive, etc.) > via wifi kun je op ieder device bij je bestanden. Zorg wel voor een sterk wachtwoord!
Tip: maak een mappenstructuur aan

Slide 21 - Tekstslide

Upload je kerstafbeelding hier

Slide 22 - Open vraag

Informatie beoordelen
Niet alle informatie op internet is waar, dus check!

  1. Waar komt de info vandaan?
  2. Vind je de info ook in een andere bron?
  3. Is het actueel?

Slide 23 - Tekstslide

Waar komt de info vandaan?
Wie is de auteur? Is dit een deskundige? Is hij/zij objectief?

Van welke organisatie of instelling komt de informatie?

Is de lay-out van de website professioneel?

Hoe duidelijker, hoe betrouwbaarder

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Op het internet zijn artikelen met een auteur betrouwbaarder dan anonieme artikelen.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Op het internet zijn artikelen met een datum betrouwbaarder dan zonder datum.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Het is gemakkelijker om de betrouwbaarheid van informatie in een tijdschriftartikel te beoordelen dan informatie op een website.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Hoe vaker een website is bezocht, hoe betrouwbaarder deze is.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Informatie verwerken
Je hebt informatie gevonden en nu ga je deze verwerken. Je moet daarbij aangeven welke bronnen je hebt gebruikt. Waarom?
>> Je bent betrouwbaar: mensen kunnen het controleren
>> Je pleegt geen fraude: teksten en ideeën van anderen mogen niet zonder bronvermelding in een eigen document gepresenteerd worden, dat is plagiaat.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe vermeld je je bronnen?
1.    Citeren = letterlijk overnemen van de tekst (m.b.v. aanhalingstekens).
           A. citeren met voetnoot: je eindigt het citaat met een cijfer en in de voettekst zet je de bron. In Word ga je naar Verwijzingen > voetnoot invoegen
          B. citeren met verwijzing in de tekst: achter het citaat zet je tussen haakjes de auteur en het jaartal
2. Parafraseren = tekst omzetten in je eigen woorden. Dan hoef je de tekst niet tussen aanhalingstekens te zetten. Aan het einde van de parafrase zet je de auteur en het jaartal tussen haakjes.

Slide 31 - Tekstslide

Privacy op social media en internet
Privacy: de bescherming van jouw eigen gegevens en jouw manier van leven. Pas op met wat je deelt en met wie.
Beveilig je accounts!
 >> Schakel tweestapsverificatie in: niet alleen een wachtwoord, maar ook een toegangscode
>> Gebruik je een account op een openbare of schoolcomputer, log dan uit en wis je zoekgeschiedenis

Slide 32 - Tekstslide

Cookies
Bij het bezoeken van websites wordt jouw surfgedrag bewaard in cookies = kleine tekstbestandjes die een website op jouw computer opslaat.
Wat doen cookies?
-    ervoor zorgen dat je ingelogd blijft terwijl je de website gebruikt
-    persoonlijke advertenties tonen

Cookies zijn niet altijd goed voor je privacy, daarom is het goed om regelmatig deze cookiebestanden te verwijderen van je computer.

Slide 33 - Tekstslide

Ik wis regelmatig cookies en de browsegeschiedenis van mijn devices
010

Slide 34 - Poll

Hoe ga jij om met cookies op het internet?
A
Ik weiger altijd alle cookies
B
Ik accepteer alle cookies
C
Soms stel ik de cookies in, soms accepteer ik gewoon
D
Cookies? Huh?

Slide 35 - Quizvraag

Wet bescherming persoonsgegevens / privacywet
In deze wet staat beschreven wat er wel en niet gedaan mag worden met de gegevens:
-    Persoonsgegevens mogen alleen in overeenstemming gebruikt worden
-    Persoonsgegevens moeten zorgvuldig verwerkt worden
-    Je hebt recht op inzage van je eigen gegevens
-    De persoonsgegevens mogen zonder toestemming niet zomaar opgeslagen worden
-    De persoonsgegevens mogen zonder toestemming niet verspreid worden.


 

Slide 36 - Tekstslide

Wet bescherming persoonsgegevens / privacywet
In deze wet staat beschreven wat er wel en niet gedaan mag worden met de gegevens:
-    Persoonsgegevens mogen alleen in overeenstemming gebruikt worden
-    Persoonsgegevens moeten zorgvuldig verwerkt worden
-    Je hebt recht op inzage van je eigen gegevens
-    De persoonsgegevens mogen zonder toestemming niet zomaar opgeslagen worden
-    De persoonsgegevens mogen zonder toestemming niet verspreid worden.


 

Slide 37 - Tekstslide

Tips voor veiligheid
  1. Gebruik voor verschillende sites verschillende en sterke wachtwoorden
  2. Installeer een antivirusprogramma op al je devices
  3. Maak alleen verbinding met vertrouwde wifinetwerken
  4. Open geen berichten en onbekende bestanden die je niet verwacht of vertrouwt
  5. Installeer alleen appllicaties via officiële applicatiewinkels

Slide 38 - Tekstslide

Tips voor wachtwoorden
  • Hoe meer tekens, des te veiliger. (minimaal 12 tekens)
  • Gebruik cijfers, hoofdletters en speciale tekens (&, ?, #, !, %, enz.)
  • Stop geen makkelijk te raden persoonlijke informatie erin, zoals een naam, geboortedatum of adres
  • Gebruik een wachtwoordmanager voor al je wachtwoorden, bijvoorbeeld Keepass
  • Gebruik eventueel een wachtzin, die onthoud je makkelijker. Voorbeeld: IkHeb100Fietspompen. Gebruik wachtzinnen van minimaal 4 woorden.

Slide 39 - Tekstslide

Ik gebruik veilige wachtwoorden op internet
A
ik heb 1 of 2 veilige wachtwoorden voor alles
B
ja, meestal wel
C
mijn wachtwoorden zijn niet veilig
D
ik heb te veel dezelfde wachtwoorden

Slide 40 - Quizvraag

EINDE
bedankt voor je aandacht en veel succes met het verwerken van je digitale informatie!!!

Slide 41 - Tekstslide