Les 1 paragraaf 3.4 (1B)
1 / 34
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
"In Spanje zijn de zomers meestal warmer en droger dan in Nederland". Deze uitspraak gaat over......
A
het weer
B
het klimaat
Slide 4 - Quizvraag
Welk klimaat ligt op lage breedte?
A
poolklimaat
B
gematigd zeeklimaat
C
savanneklimaat
D
landklimaat
Slide 5 - Quizvraag
In welk klimaat tref ik hete zomers en koude winters aan?
A
toendraklimaat
B
gematigd zeeklimaat
C
landklimaat
D
tropisch regenklimaat
Slide 6 - Quizvraag
Welk landschap bestaat 9 maanden uit sneeuw en ijs en 's zomers uit mossen en grassen?
A
Steppeklimaat
B
toendraklimaat
C
savanneklimaat
D
landklimaat
Slide 7 - Quizvraag
Waar vallen de zonnestralen schuin op de aarde?
A
In gebieden op lage breedte
B
In gebieden op hoge breedte
Slide 8 - Quizvraag
Zeker in berggebieden geldt: hoe hoger, hoe....
A
warmer
B
kouder
Slide 9 - Quizvraag
De temperatuur is het laagst in gebieden.....
A
op lage breedte
B
op hoge breedte
Slide 10 - Quizvraag
In juli heeft dit halfrond lange dagen en korte nachten......
A
noordelijk halfrond
B
zuidelijk halfrond
Slide 11 - Quizvraag
Wanneer is het poolnacht op de zuidpool?
A
in juni
B
in juli
Slide 12 - Quizvraag
Welke waterkringloop is voor de mens belangrijk?
A
korte waterkringloop
B
lange waterkringloop
Slide 13 - Quizvraag
Welk water in de kringloop komt het snelst weer terug in de zee?
A
rivierwater
B
grondwater
Slide 14 - Quizvraag
Hoe noemen we de verandering van waterdamp (gas) in waterdruppels (vloeibaar)?
A
verdampen
B
condenseren
Slide 15 - Quizvraag
Welke vorm van neerslag ontstaat op de foto B
A
stijgingsregen
B
stuwingsregen
C
frontale regen
