In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Onderdelen in deze les
Belastingen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
1. Je weet wat belastingen zijn.
2. Je weet waarom de belasting er is.
3. Je weet waar je recht op hebt en hoe je dit kan checken.
Slide 2 - Tekstslide
loon- en inkomsten belasting
Loonheffing is een voorschot op de inkomsten belasting.
De inkomsten belasting betaal je voor 1 april.
Deze belasting bestaat uit 3 onderdelen, zgn. 'boxen'
Slide 3 - Tekstslide
Box 1 Inkomen uit arbeid en eigen woning
Belastbaar inkomen is opgebouwd uit:
je inkomen uit arbeid
+ bijtellingen (auto van de zaak, woningforfait)
- aftrekposten (hypotheek)
Slide 4 - Tekstslide
Box 2 inkomen uit een aanmerkelijk belang
Met box 2 hebben mensen te maken wanneer ze meer dan 5% van een bedrijf in handen hebben. Omdat de meeste mensen hier niet mee te maken hebben, slaan we deze box verder over.
Slide 5 - Tekstslide
Box 3 Inkomen uit vermogen
De belasting moet betaald worden over het (fictieve) vermogensinkomen. De overheid stelt het rendement vast via schijven De berekening van de verschuldigde belasting in box 3 gaat over het belastbaar vermogen: het vermogen op 1 januari – het vrijgestelde deel (€ 30.000 per volwassene)
belastbaar vermogen
Over je rendement betaal je 30% belasting
Slide 6 - Tekstslide
Heffingskortingen
Totaal – Heffingskorting(en) Nadat over de diverse inkomens berekend is hoeveel belasting iemand moet betalen, kan de eindafrekening worden opgemaakt. Daarbij krijgen de meeste mensen nog een deel van de belasting kwijtgescholden; de heffingskortingen. De omvang van de heffingskortingen is afhankelijk van het inkomen. De meeste belastingbetalers krijgen een algemene heffingskorting en een arbeidskorting. Met de algemene heffingskorting wil de overheid voorkomen dat mensen met een heel klein inkomen belasting moeten betalen. Met de arbeidskorting wil de overheid werken extra aantrekkelijk maken, want alleen als je werkt krijg je deze belastingkorting.
Slide 7 - Tekstslide
Welke belastingen ken je?
Slide 8 - Open vraag
Twee vormen van belastingen
Directe belastingen betaal je rechtstreeks aan de
Belastingdienst
Indirecte belastingen zijn verwerkt in de prijs van dingen die je koopt
Slide 9 - Tekstslide
Je koopt een spijkerbroek. Je betaalt 55 Euro. Welke belasting op dit bedrag gaat naar de Belastingdienst?
A
Accijns
B
BTW
C
Loonbelasting
D
Invoerrechten
Slide 10 - Quizvraag
Je koopt een smartphone die alleen in de VS te koop is bij Amazon.com Wat betaal je naast de BTW nog meer?
A
Accijns
B
Extra BTW
C
Invoerrechten
D
Loonbelasting
Slide 11 - Quizvraag
Directe belastingen:
Loonbelasting
Inkomstenbelasting
Erfbelasting
Kansspelbelasting
etc.
Indirecte belastingen:
BTW
Accijnzen
Milieuheffing (Ecotaks)
Invoerrechten
etc.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Uitgangspunten Belastingen
Profijt
Draagkracht
Solidariteit
Slide 14 - Tekstslide
Profijt
Je betaalt voor datgene waar je gebruik van maakt
bv Motorvoertuigenbelasting (i.v.m. de wegen)
Slide 15 - Tekstslide
Draagkracht
Wie meer verdient, betaalt meer belasting
Bv. Loonbelasting kent een progressief tarief met twee belastingschijven. Verdien je een salaris tot € 68,507 dan betaal je 37,05% Daarboven betaal je 49,50% belasting
Slide 16 - Tekstslide
Ik verdien € 100.000 (bruto) Best veel! Hoeveel loonbelasting ga ik betalen?
Gegevens:
In de 1e belastingschijf tot € 68.507 betaal ik 37.05% belasting
In de 2e belastingschijf vanaf € 68.507 betaal ik 49,50% belasting
Reken het uit.
Slide 17 - Tekstslide
Berekening
Wat zijn de belastingschijven in het voorbeeld?
1e belastingschijf = € 68.507
2e belastingschijf € 100.000 - € 68.507 = € 31.493
Hoeveel belasting ga je betalen?
37,05% van € 68.507 = € 25.382
49,50% van € 31.493 = € 15.589
Belastingheffing = € 40.971
Slide 18 - Tekstslide
Solidariteit
De overheid wil de welvaart herverdelen. Sterkten helpen de zwakken. Mensen met een hoger inkomen dragen meer bij dan mensen met een laag inkomen of uitkering
Slide 19 - Tekstslide
Brutoloon
Premies volksverzekeringen (gebruikt voor betalen van uitkeringen
Loonbelasting
Nettoloon (krijg je op je rekening gestort
Slide 20 - Tekstslide
Voorbeeld loonstrook
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Wat is het minimum jeugdloon?
Slide 23 - Open vraag
Minimum jeugdloon 2021
Werkgevers zijn verplicht om jongeren het minimum jeugdloon te betalen ( + 8 % vakantietoeslag)
Bij onderbetaling kan je naar de vakbond stappen of een klacht indienen bij het Ministerie van Sociale Zaken
(tot 5 jaar na dato kan je nog een vordering in stellen)
Je moet wel bewijzen kunnen overleggen.
Bij 21 jaar start het minimumloon.
Leeftijd
Per maand
Per week
Per dag
21 jaar en ouder
€ 1.684,80
€ 388,80
€ 77,76
20 jaar
€ 1.347,85
€ 311,05
€ 62,21
19 jaar
€ 1.010,90
€ 233,30
€ 46,66
18 jaar
€ 842,40
€ 194,40
€ 38,88
17 jaar
€ 665,50
€ 153,60
€ 30,72
16 jaar
€ 581,25
€ 134,15
€ 26,83
15 jaar
€ 505,45
€ 116,65
€ 23,33
Slide 24 - Tekstslide
Minimum jeugdloon per uur
Fulltime werkweek in bedrijf
40 - urige werkweek :
21 jr € 9,72
20 jr € 7,78
19 jr € 5,84
18 jr € 4,86
17 jr € 3,84
16 jr € 3,36
15 jr € 2,92
Opmerking: Bij 21jr start het minimumloon
Slide 25 - Tekstslide
Zwart werken: moet kunnen?
Slide 26 - Woordweb
Zwart werken
Risico’s. Je bent als zwartwerker niet verzekerd. Krijg je een ongeluk tijdens het werk, of veroorzaak je schade, dan moet dit uit eigen zak betaald worden. Daarnaast bouw je geen rechten op voor een uitkering. Als je je baan verliest of ziek wordt, moet je die kosten dus ook zelf betalen. Ook bouw je geen vakantiegeld, eindejaarsuitkering en pensioen op en heb je geen ontslagbescherming.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Terugvragen loonbelasting
Je kunt belasting terugvragen als je meer dan 16 euro aan loonheffing hebt betaald. Je vraagt belasting terug voor elk kalenderjaar waarin je hebt gewerkt. Om het geld ook echt te krijgen, moet je het Aangifteprogramma op Belastingdienst.nl/jongeren doorlopen. Voor ieder jaar is er een apart programma. Je kunt ook de app downloaden.
Als je werkt, worden er op je inkomen automatisch belasting en sociale premies ingehouden. Dit heet loonbelasting. Scholieren betalen vaak meer loonbelasting dan uiteindelijk hoeft. Bij de berekening gaat de Belastingdienst er namelijk van uit dat je het hele jaar werkt. Dit is meestal niet zo en daardoor kun je vaak geld terugkrijgen.