Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H3 NN 2-KGT Lezen
Lezen - samenhang in een tekst
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lezen - samenhang in een tekst
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert over samenhang in teksten.
Slide 2 - Tekstslide
Samenhang in teksten
Dit wordt het
tekstverband
genoemd.
Een tekst zonder samenhang is een papier met losse zinnen.
Slide 3 - Tekstslide
Samenhang
Een samenhang in een tekst noemen we een
verband. Tekstverbanden
kun je herkennen aan
signaalwoorden
.
Signaalwoorden geven dus de samenhang
van een tekst aan.
Slide 4 - Tekstslide
Meer samenhang creëeren
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld van samenhang
Eerst.....daarna.....vervolgens....tenslotte.
Denk bijvoorbeeld aan de stappen in een recept.
Slide 6 - Tekstslide
Signaalwoorden tegenstelling
Signaalwoorden die een
tegenstelling
in een tekst aangeven:
maar -
daarentegen -
echter -
toch - integendeel
Ik zat daar maar te wachten. Toch verveelde ik me niet.
Je moet je kamer opruimen, maar je hebt geen zin.
Slide 7 - Tekstslide
Signaalwoorden opsomming
De meest bekende signaalwoorden voor een opsomming zijn:
Eerst
Vervolgens
Daarna
Ten slotte
Slide 8 - Tekstslide
signaalwoorden - opsomming
Andere signaalwoorden voor een opsomming zijn:
allereerst
ten eerste
ten tweede
ook
bovendien
daarnaast
verder
vervolgens
tot slot
Slide 9 - Tekstslide
Wat betekent 'samenhangend'?
A
Met logische verbanden
B
Prettig leesbaar
C
Ergens bij passen
D
Verder lopen
Slide 10 - Quizvraag
Samenhang in een tekst heet het...
A
tekstverband
B
concluderend verband
C
opsommend verband
D
oorzakelijk verband
Slide 11 - Quizvraag
Een ander woord voor samenhang is...
A
behang
B
tekstverband
C
relatie
D
conclusie
Slide 12 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met samenhang in teksten?
A
Zinnen en alinea's in bepaalde volgorde
B
Zinnen en alinea's in de tekst
C
Zinnen en alinea's in verschillende teksten
D
Zinnen en alinea's die iets met elkaar te maken hebben
Slide 13 - Quizvraag
Een tekstverband geeft de samenhang aan tussen:
A
woorden
B
zinnen
C
alinea's
D
Alle drie (A, B, C)
Slide 14 - Quizvraag
Waar let je op om samenhang tussen alinea's te snappen?
A
op de signaalwoorden
B
op herhaling van woorden
Slide 15 - Quizvraag
Een tekstverband is de samenhang tussen alinea's en zinnen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Signaalwoorden opsomming
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals
Slide 17 - Quizvraag
wat is een signaalwoord van: OPSOMMING
A
ook
B
tot slot
C
al met al
D
zoals
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen signaalwoord van een opsomming?
A
ten eerste
B
nog
C
echter
D
om te beginnen
Slide 19 - Quizvraag
Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals
Slide 20 - Quizvraag
Een signaalwoord voor een opsomming is...
A
echter
B
dus
C
want
D
en
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands en Wiskunde en ook Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.
Slide 22 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een 'tegenstelling (een tegenstellend verband)?
A
maar, tegenover
B
daarentegen, toch
C
echter, hoewel
D
ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant
Slide 23 - Quizvraag
Tegenstellend
A
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
B
Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
C
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
D
Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten, zoals pasta en pizza.
Slide 24 - Quizvraag
tegenstelling =
A
De woorden worden herhaald of vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.
Slide 25 - Quizvraag
Leren voor de toets
- Opsommingen in een tekst herkennen aan de hand van de signaalwoorden.
- Tegenstellingen in een tekst herkennen aan de hand van de signaalwoorden.
Slide 26 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Lezen H3 les 3 - 2M1
Oktober 2020
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Lezen H3 les 6 - 2M1
Oktober 2020
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Tekstverbanden
Mei 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
Tekstverbanden en signaalwoorden
November 2023
- Les met
16 slides
signaalwoorden
September 2024
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Lezen H3 les 1 - 2M1
Oktober 2020
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Lezen H3 les 2 - 2M1
Oktober 2020
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
H4 Tekstverbanden en signaalwoorden
Februari 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1