anatomie les 2 Bewegingsstelsel

Wat gaan we doen vandaag?
Uitleg vak (herhaling)
Terugblik vorige les
Skelet  
spieren 
Bloedsomloop
Lymfatisch stelsel & milt 
Huiswerk volgende week

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
Uitleg vak (herhaling)
Terugblik vorige les
Skelet  
spieren 
Bloedsomloop
Lymfatisch stelsel & milt 
Huiswerk volgende week

Slide 1 - Tekstslide

Reminder
Vorige les ging over?
Alle groepjes nog oké? 
Volgende week de eerste presentatie: 

Slide 2 - Tekstslide

Quiz
Hoeveel weet jij? 
Kies een quiz uit en doe hem zelfstandig. 
Vertel erna hoe het ging en welke je had gedaan. Wat was je score?

Slide 3 - Tekstslide

Een volwassen mensen skelet heeft 210 botten
NIET WAAR
WAAR

Slide 4 - Poll

Skelet
Een normaal compleet skelet van een volwassen persoon bestaat uit 206 beenderen. Het skelet zorgt bij mensen vooral voor stevigheid en biedt het aanhechtingspunten voor spieren.

Je skelet biedt ook bescherming aan kwetsbare organen, regelt het aanmaken van bloedcellen in beenmerg en maakt beweging mogelijk (samen met spieren)

Slide 5 - Tekstslide

1. Wat is de functie van de schedel?

2. Hoe heet het bot onder het oog?

3. Hoe wordt de schedelplaat tussen
 het voorhoofdsbeen en het achterhoofdsbeen genoemd?


Slide 6 - Tekstslide

Beenderen
Beenderen kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Botten kunnen vergroeid zijn met elkaar (wervels van het heiligbeen), ze kunnen met naden aan elkaar vastzitten (botten van de schedel), ze kunnen met kraakbeen verbonden zijn (puntje van je neus) of ze kunnen verbonden zijn met gewrichten. Linksonder is een gewricht te zien. Rechtsonder zijn twee soorten gewrichten te zien: het kogelgewricht (bewegingen in alle richtingen mogelijk) en het scharniergewricht (alleen een scharnierbeweging mogelijk)

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijk?
Het skelet is erg belangrijk. 
Het zorgt voor stevigheid, het beschermt organen, zoals het hart en de hersenen, het geeft vorm aan het lichaam en het dient om te kunnen bewegen. Op de afbeelding links is een schedel van een bizon te zien.
 Beenderen bestaan o.a. uit kalkzouten (geeft stevigheid) en lijmstoffen (zorgt voor buigzaamheid). Er zijn zoogdieren die op hoeven lopen (hoefgangers of topgangers), op hun tenen lopen (teengangers) en die op hun voetzolen lopen (zoolgangers).

Van welk dier is dit schedel links denk je? 
Welke verschillen zie je met het mensenschedel rechts? 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wervelkolom
De wervelkolom bestaat uit 7 halswervels, 12 borstwervels, 5 lendenwervels, een heiligbeen en een staartbeen. 

De stukjes kraakbeen tussen de wervels heten tussenwervelschijven. Hierdoor kan de wervelkolom buigen en dient het tevens als schokbreker. De wervelkolom heeft een dubbele-S-vorm, dat ook dienst doet als schokbreker. Hieronder zie je de opbouw van de wervelkolom.

 

Slide 10 - Tekstslide

Spieren
De helft van je lichaam bestaat uit spieren. Het zijn de 'bewegers' van je lichaam. 

Alle bewegingen, van een knipoog tot het trekken van een sprintje, wordt in werking gezet door je spierstelsel (alle spieren bij elkaar)


Slide 11 - Tekstslide

De helft van je lichaam bestaat uit spieren
Juist
Onjuist

Slide 12 - Poll

Welke soort spier bestaat niet?
A
Gladde spieren
B
Hart spier
C
Grove spieren
D
skelet spieren

Slide 13 - Quizvraag

3 soorten spieren
1. Gladde spieren
Deze spieren zijn van de ingewanden en buikorganen (darmen, nieren, maag, luchtwegenenz). Er zitten geen streepjes op de spieren, vandaar 'gladde spieren'. Deze spieren werrken zonder dat we er iets voor hoeven te denken of doen.

2. Hartspier. Hier heb je er maar 1 van; deze vind je in je hart.

3. De skeletspieren. 
Deze noem je zo, omdat ze aan het skelet vastzitten en ervoor zorgen dat het skelet kan bewegen. De meeste skeletspieren gaan aan het einde over in pezen. Dit zijn onrekbare koorden die stevig vast zitten aan het skelet. Ze noemen deze spieren ook wel gestreepte spieren. Dit komt omdat je streepjes op de spieren ziet als je ze onder de microscoop bekijkt. Deze spieren moet je aanzetten tot werken; als je iets wilt, denk je dat en zo kun je de spieren bewegen.

Spieren in bijvoorbeeld je armen werken samen. Bekende spieren die samen werken zijn de biceps en de triceps. Deze zitten in je bovenarm. De biceps trekt zich samen, zodat je arm buigt. De triceps trekt daarna weer samen, zodat de arm weer recht gaat- 

Slide 14 - Tekstslide

Bloedsomloop
Naast het menselijk skelet en de spieren gaan we in op de bloedsomloop van het menselijk lichaam.
De bloedsomloop bestaat uit:
- Bloed
- Hart
- Bloedvaten
- Lymfatish stelsel

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Bloed bestaat uit:

Bloedplasma = bestaat voor 90% uit water en allerlei voedingsstoffen voor de organen. Bloedplasma neemt op de terugweg afvalstoffen mee
Bloedcellen (bloedlichaampjes)
rode bloedcellen = bevatten hemoglobine (Hb) die belangrijke rol spelen bij transport zuurstof door het lichaam
witte bloedcellen = belangrijke rol bij afweer tegen schadelijke bacteriën (Vormen antistoffen)
Bloedplaatjes = belangrijk voor de bloedstolling

 

Slide 17 - Tekstslide

Hart
De motor van het lichaam / pompt 5 liter bloed door lichaam 

 Hart: linker en rechter boezem, linker en rechter kamer
Bloedsomloop: Kleine bloedsomloop, Grote bloedsomloop
Bloedvaten: Slagaders, Aders, haarvaten

Slide 18 - Tekstslide

Lymfeklieren
Lymfeklieren zitten bijvoorbeeld in de hals, oksels en liezen.
Lymfeklieren in de hals kunnen opzwellen bij een ontsteking van keel, neus, oor, kaak of huid.
Ze zorgen ervoor dat de ontsteking niet verder gaat naar de rest van het lichaam.

Een vergrote lymfeklier in de hals kan meestal geen kwaad.
Deze verdwijnt vanzelf zodra de ontsteking voorbij is.

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn lymfeklieren?
Lymfeklieren zijn verzamelplaatsen voor witte bloedcellen. 
Deze witte bloedcellen beschermen tegen indringers zoals bacteriën en virussen. De lymfen zorgen dat een infectie of ontsteking ergens in je lichaam, niet verder gaat naar de rest van je lichaam

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Noteer van 2 dagen precies wat je eet:
 
Ontbijt
Lunch
Avondeten
Alle tussendoortjes
Drinken!

Slide 21 - Tekstslide