Neem het werkwoord '
razen'. De ik-vorm van het werkwoord '
razen' is '
raas'. Deze uitgang eindigt op een '
s'. Dit zou betekenen dat je in de verleden tijd : '
raaste' en '
raasten' zou moeten zeggen want de
's' staat in
't ex-fokschaap.Dit is niet correct. Je neemt het hele werkwoord -en. Je krijgt dus een stam 'raz'. De 'z' zit niet in 't ex-fokschaap. Daarom zeggen we raasde en raasden.