Tutoring: HV2 - Sentence Structure and Adjectives

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today's Lesson

- Adjectives and adverbs
- Setence structure explanation

Goal: You will be able to use adjective and adverbs via the sentence structure method you are going to learn in this lesson

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Adjective and Adverbs
Adjective (bijvoeglijk naamwoord)  beschrijven nouns (zelfstandignaamwoorden)

- I have a red car

Adverbs (bijwoord) beschrijven verbs (werkwoorden) en andere adverbs

- She worked quietly all afternoon
- She worked very quietly all afternoon

Slide 4 - Tekstslide

Adjective and Adverbs
Always, sometimes, never, often are adverbs

- She usually arrives on time
- They are always late
- She often eats candy on Thursday


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Grammar: Sentence Structure
Engelse zinnen hebben grotendeels een vaste woordvolgorde. Je begint met who (het onderwerp?), dan komen alle werkwoorden (does?), het lijdend voorwerp (what?), de plaats (where), en tijd (when?). Niet alle zinnen hebben alle zinsdelen

who, does, what, where, when <-- dit is je volgorde

Slide 8 - Tekstslide

Grammar: Sentence Structure
who,        does,        what,            where,        when
Jane               washes            her hair            in the shower     at 12 o'clock

Jane                goes                                           to school

I                        walk                                            home                    at 5pm

The dog         chewed            a bone                                            yesterday

We                    went                                          to Rome              last year

Slide 9 - Tekstslide

Grammar: Sentence Structure
wie,        doet,        wat,            waar,        wanneer
Nu jullie in het Engels
Bedenk zelf 5 zinnen.
Je zin moet altijd een who en een does hebben. de what, where en when hangt af van de informatie die je wilt vertellen (zie voorbeelden)
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Grammar: Sentence Structure
wie,        doet,        wat,            waar,        wanneer
Nu jullie in het Engels

Slide 11 - Tekstslide

Weet je nog wat een adjective en een adverb is? (geef een voorbeeld als je het weet)

Slide 12 - Open vraag

Grammar: Sentence Structure + adjectives
wie,        doet,        wat,            waar,        wanneer
Probeer de structuur met adjectives of adverbs

Slide 13 - Tekstslide