M7 H3 Convergentie en divergentie

H3 Economische groei
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H3 Economische groei

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken volgen online les
  • De Meet link staat in Classroom
  • Ik voeg de presentaties toe aan Classroom (lesmateriaal)
  • Je volgt de les aan een tafel of bureau, met je camera aan
  • Je hebt de microfoon uit (tot je gevraagd wordt te reageren)
  • Je stelt vragen via de chat

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waardoor de productiviteit van landen blijft verschillen of naar elkaar toe groeit
  • Je kunt uitleggen wat vrijhandel en protectie is en of er dan convergentie of divergentie optreedt

Slide 3 - Tekstslide

Programma





Uitleg § 3.4 met LessonUp vragen
Afsluiting: wat heb je geleerd?

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken



Opgave 6 duidelijk?


Slide 5 - Tekstslide

Convergentie en divergentie
  • Waar ken je de begrippen convergentie en divergentie van?
  • Bv. natuurkunde lichtstralen die elkaar naderen (convergentie) of die uiteengaan (divergentie)
  • Inkomensverschillen tussen landen blijven vaak bestaan, waardoor geen convergentie?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Convergentie en divergentie
  • Door mobiliteit van productiefactoren gaan economieën op elkaar lijken (productiviteit dienstverlening wordt gelijker)
  • Ook productiviteitsverschillen tussen landen die veel met elkaar gemeen hebben => door sectorstructuur (Bv. Nederland met industrie en Portugal met landbouw)
  • Cultuur, staatsinrichting, politieke overwegingen en historische ontwikkelingen => geen convergentie.

Slide 8 - Tekstslide

Doel van de EU
De EU heeft als belangrijkste doel dat de landen samenwerken op economisch gebied. 
Waarvoor hebben we de Europese Unie?

Slide 9 - Woordweb

Europese Unie: welk land hoort er niet bij?
Nu zijn er

Slide 10 - Tekstslide

De Europese Unie bestaat uit 27 landen. Op het plaatje staan er 28. Welke hoort er niet bij?

Slide 11 - Open vraag

Welke afspraken met de Europese Unie?
De landen van de EU vormen samen een interne markt. 
Er is vrijhandel binnen de EU. 
Er is bescherming (ander woord: protectie) van bedrijven uit de EU.

Vrij verkeer van:
  • goederen en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 12 - Tekstslide

Welke afspraken met de Europese Unie?
Er is bescherming (ander woord: protectie) van bedrijven uit de EU.

Protectiemaatregelen
Invoer van buiten de EU beperken:
  • importheffing / invoerrechten
  • Importquotum / contingent / maximale hoeveelheid invoeren
Uitvoer vanuit EU-landen stimuleren:
  • exportsubsidies

Slide 13 - Tekstslide

3

Slide 14 - Video

05:01
De EU werkt met invoerrechten voor import vanuit landen buiten de EU.
Wat betekent dat?
A
Producten van buiten de EU worden duurder
B
Het is belastingheffing over import van buiten de EU
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 15 - Quizvraag

05:56
De EU werkt met contingentering voor import vanuit landen buiten de EU. Wat betekent dat?
A
Er is een maximum aantal producten dat ingevoerd mag worden
B
Het is belastingheffing over import van buiten de EU
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 16 - Quizvraag

06:38
De EU werkt met exportsubsidies voor bedrijven in landen binnen de EU.
Wat betekent dat?
A
De verkoopprijs van exportproducten wordt lager
B
Het is subsidie voor uitvoer uit EU landen
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 17 - Quizvraag

De EU werkt met invoerrechten voor import vanuit landen buiten de EU.
Wat betekent dat?
A
Producten van buiten de EU worden duurder
B
Het is belastingheffing over import van buiten de EU
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 18 - Quizvraag

De EU werkt met contingentering voor import vanuit landen buiten de EU. Wat betekent dat?
A
Er is een maximum aantal producten dat ingevoerd mag worden
B
Het is belastingheffing over import van buiten de EU
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 19 - Quizvraag

De EU werkt met exportsubsidies voor bedrijven in landen binnen de EU.
Wat betekent dat?
A
De verkoopprijs van exportproducten wordt lager
B
Het is subsidie voor uitvoer uit EU landen
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 20 - Quizvraag

Eurozone
Eurozone: de landen van de Europese Unie die de euro als betaalmiddel hebben.  
Ook genoemd: EMU-landen. 
Landen die meedoen in de Europese Monetaire Unie.
Doel van EMU: de euro als gezamenlijke munt gebruiken. 
Centrale bank van de EMU-landen is de ECB 'Europese Centrale Bank'.
Wat is het verschil tussen
de Europese Unie en de Eurozone?

Slide 21 - Woordweb

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (ook wel eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro gebruiken als betaalmiddel.

  • Handel gaat makkelijker met dezelfde munt
  • Geen kosten voor omwisselen valuta

Slide 22 - Tekstslide

EMU = Europese Monetaire Unie
Mag ieder land uit de EU ook lid worden van de EMU en de euro gaan gebruiken?
Mag alleen als:
  • Inflatie in dat land niet te hoog is
  • Als het begrotingstekort en de staatsschuld van dat land niet te groot zijn
Gezonde economie
Staatsschuld lager dan 60% van wat in het land verdiend wordt (bbp).
Begrotingstekort minder dan 3% van wat in het land verdiend wordt.
Inflatie niet veel hoger dan in de andere euro-landen.

Slide 23 - Tekstslide

ECB = Europese Centrale Bank
De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt (inflatie niet te hoog).

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk



H3 Opgaven 18 t/m 20


Slide 25 - Tekstslide