Hs 8 Over economische grenzen Les 3

Over economische grenzen

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Over economische grenzen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen par. 8.2 en 8.3
Nederland en de EU

Aan het eind van de lessen: 
  • Welke afspraken zijn er in de EU gemaakt?
  • Wat betekent vrijhandel binnen de EU?
  • Hoe worden bedrijven in de EU beschermd door de EU?



Slide 2 - Tekstslide

Doel van de EU
De EU heeft als belangrijkste doel dat de landen samenwerken op economisch gebied. 
Waarvoor hebben we de Europese Unie?

Slide 3 - Woordweb

Europese Unie: welk land hoort er niet bij?
Nu zijn er

Slide 4 - Tekstslide

De Europese Unie bestaat uit 27 landen. Op het plaatje staan er 28. Welke hoort er niet bij?

Slide 5 - Open vraag

Welke afspraken met de Europese Unie?
De landen van de EU vormen samen een interne markt. 
Er is vrijhandel binnen de EU. 
Er is bescherming (ander woord: protectie) van bedrijven uit de EU.

Vrij verkeer van:
  • goederen en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 6 - Tekstslide

Welke afspraken met de Europese Unie?
Er is bescherming (ander woord: protectie) van bedrijven uit de EU.

Protectiemaatregelen
Invoer van buiten de EU beperken:
  • importheffing / invoerrechten
  • Importquotum / contingent / maximale hoeveelheid invoeren
Uitvoer vanuit EU-landen stimuleren:
  • exportsubsidies

Slide 7 - Tekstslide

3

Slide 8 - Video

05:01
De EU werkt met invoerrechten voor import vanuit landen buiten de EU.
Wat betekent dat?
A
Producten van buiten de EU worden duurder
B
Het is belastingheffing over import van buiten de EU
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 9 - Quizvraag

05:56
De EU werkt met contingentering voor import vanuit landen buiten de EU. Wat betekent dat?
A
Er is een maximum aantal producten dat ingevoerd mag worden
B
Het is belastingheffing over import van buiten de EU
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 10 - Quizvraag

06:38
De EU werkt met exportsubsidies voor bedrijven in landen binnen de EU.
Wat betekent dat?
A
De verkoopprijs van exportproducten wordt lager
B
Het is subsidie voor uitvoer uit EU landen
C
Het is bescherming van Europese bedrijven
D
Er wordt meer gekocht van Europese bedrijven

Slide 11 - Quizvraag

Opgaven
Maak opgave 13, 14, 15 op bladzijde  228





Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen par. 8.2 en 8.3
Nederland en de EU. 
Vorige les over Vrijhandel en Protectie, dat komt straks eerst terug in een opdracht met 3 vragen.

Daarna nieuwe lesdoelen: 
  • Wat is de relatie tussen de EU, de EMU, de eurozone en de ECB?
  • Mogen alle EU-landen lid worden van de EMU?



Slide 13 - Tekstslide

Introductie vraag 1:
Je ziet een paar nieuwe schoenen die je absoluut wilt hebben, helaas kosten ze 200 euro, dat is op dit moment al je spaargeld. Na wat gezoek op internet vind je jouw favorieten via Wellando voor slechts 99 dollar. Je bent door het dolle heen en vraagt je vader of hij ze voor je wil bestellen. Je vader vindt dat prima, maar wil dat je ze van je eigen spaargeld betaalt. Hij zegt ‘per dollar moet je mij 1,15 euro betalen’.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 1: Hoeveel euro heb je nodig om je nieuwe schoenen te kunnen bestellen?

Slide 15 - Open vraag

Introductie vraag 2:
De volgende dag besluit je om je vader te vragen om de schoenen te bestellen via Wellando. Als je naar de site van Wellando gaat blijkt er in rode letters een bericht geplaatst te zijn:
Helaas is er de afgelopen dagen in onze prijsstelling een fout gemaakt. Aanpassingen aan de prijs bleken nodig. 
Je favoriete schoenen blijken nu 150 dollar te kosten. Dat is balen! 

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 2: Hoeveel euro heb je nu nodig om je nieuwe schoenen te kunnen bestellen?

Slide 17 - Open vraag

Introductie vraag 3:
Daar moest je toch even over nadenken, maar je wilde de schoenen toch heel graag hebben en de schoenen zijn nog steeds voordeliger dan in Nederland. Je spaargeld is toereikend, dus je maakt het geld over naar je vader en hij bestelt ze voor je.

Een week later komen je prachtige nieuwe schoenen binnen, je bent ontzettend blij. Helaas is je vader wat minder blij. Er blijkt 205 euro van zijn rekening afgeschreven te zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Welke redenen kun jij bedenken dat er meer geld is afgeschreven?

Slide 19 - Woordweb

Vraag 3: 
Welke redenen kun jij bedenken dat er meer geld van de rekening van je vader is afgeschreven dan je verwachtte?   

Google: Belastingdienst + kopen bij een buitenlandse webshop en ga daarna naar: Shoppen buiten de EU?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Antwoorden voor vraag 3: 
  • De koers van de dollar is gestegen, je moet nu meer euro's voor een dollar betalen.
  • Jullie waren de verzendkosten vergeten.
  • Er kwam nog btw bovenop de prijs.
  • Er kwamen nog invoerrechten bovenop de prijs.

Slide 22 - Tekstslide

Eurozone
Eurozone: de landen van de Europese Unie die de euro als betaalmiddel hebben.  
Ook genoemd: EMU-landen. 
Landen die meedoen in de Europese Monetaire Unie.
Doel van EMU: de euro als gezamenlijke munt gebruiken. 
Centrale bank van de EMU-landen is de ECB 'Europese Centrale Bank'.
Wat is het verschil tussen
de Europese Unie en de Eurozone?

Slide 23 - Woordweb

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (ook wel eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro gebruiken als betaalmiddel.

  • Handel gaat makkelijker met dezelfde munt
  • Geen kosten voor omwisselen valuta

Slide 24 - Tekstslide

EMU = Europese Monetaire Unie
Mag ieder land uit de EU ook lid worden van de EMU en de euro gaan gebruiken?
Mag alleen als:
  • Inflatie in dat land niet te hoog is
  • Als het begrotingstekort en de staatsschuld van dat land niet te groot zijn
Gezonde economie
Staatsschuld lager dan 60% van wat in het land verdiend wordt (bbp).
Begrotingstekort minder dan 3% van wat in het land verdiend wordt.
Inflatie niet veel hoger dan in de andere euro-landen.

Slide 25 - Tekstslide

ECB = Europese Centrale Bank
De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt (inflatie niet te hoog).

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 27 - Tekstslide

Lesdoelen par. 8.2 en 8.3
Nederland en de EU.

Aan het eind van de lessen: 
  • Welke afspraken zijn er in de EU gemaakt?
  • Wat betekent vrijhandel binnen de EU?
  • Hoe worden bedrijven in de EU beschermd door de EU?
  • Wat is de relatie tussen de EU, de EMU, de eurozone en de ECB?
  • Mogen alle EU-landen lid worden van de EMU?



Slide 28 - Tekstslide

Waarover zijn binnen de EU afspraken gemaakt? Vrij verkeer voor ..
A
Geld op je rekening
B
Kopen van kleding
C
Alle antwoorden van A, B en D
D
Mensen die willen werken of studeren

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord past 'binnen' of 'buiten' de EU?
Binnen de EU
Buiten de EU
Vrijhandel
Protectie

Slide 30 - Sleepvraag

Wat probeert de EU te beschermen met protectiemaatregelen?

Slide 31 - Woordweb

Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
beschermen van de burgers
B
beschermen van de overheid
C
beschermen van de het buitenland
D
beschermen van het bedrijfsleven

Slide 32 - Quizvraag

Wat hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen

Slide 33 - Quizvraag

Als er een maximaal aantal producten mag worden ingevoerd, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 34 - Quizvraag

Als de overheid extra geld geeft aan exporterende bedrijven, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 35 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de prijs van een product als de producent exportsubsidie krijgt?
A
wordt hoger
B
wordt lager

Slide 36 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten

Slide 37 - Quizvraag

De EU-landen zijn hetzelfde als de EMU-landen.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag

De EMU-landen zijn hetzelfde als de landen in de eurozone.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Om een euroland te kunnen worden, moet van dat land: (kies 3 antwoorden)
A
De inflatie laag zijn
B
Het begrotingstekort niet te hoog zijn
C
Het nationaal inkomen hoog zijn
D
De staatsschuld niet te hoog zijn

Slide 40 - Quizvraag

Contingentering
Invoerverbod
Importheffingen
Exportsubsidie
Maximum aantal producten van buiten de EU
Geld voor bedrijven binnen de EU om kosten en prijzen te verlagen
Extra belasting op producten buiten de EU
Verboden producten te importeren van buiten de EU

Slide 41 - Sleepvraag

Opgaven
Maak opgave 17, 18, 20, 21 op bladzijde  229-231
Maak opgave 22, 24, 25, 26, 27, 28 op bladzijde 232-234




Slide 42 - Tekstslide