Week 36 Nederlands 1HM hoofdstuk 1 spelling

Nederlands 1HM week 36
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 1HM week 36

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands


Welkom op het Rijswijks Lyceum!

Succes met julie eerste week op jullie nieuwe school!
 
Groetjes, juf

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Tekstslide

Week 36  - 31 augustus t/m 
4 september 2020
  • Kennismaken en uitleg schoolregels.
  • Bespreken werken met weekplanners. Uitleg basis, de Brug en uitdaging. Computer: thuis.
  • Bespreken leesvaardigheid en opdracht.
  • Taaluur en opdrachten
  • Nakijken huiswerk.
  • Maken opdrachten spelling hoofdstuk 1 hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Tekstslide

Kies een boek voor je opdracht!

Slide 5 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • wanneer je hoofdletters en leestekens moet gebruiken
  • wanneer je hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens moet gebruiken.
  • wanneer je komma's moet gebruiken.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg over hoofdletters en leestekens.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens (bladzijde 34) 
Zo gebruik je hoofdletters

- aan het begin van een zin: Onze tante is vandaag jarig.
- bij namen: Malou Wiersma, het Edith Steincollege, Overijssel, het Raadhuisplein, de Maas, de Hema.
- bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Duits, Amsterdamse, Noord-Hollandse.
Geen hoofdletter: namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken: vrijdag, oktober, herfst en westen.

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens (bladzijde 34) 
Zo gebruik je leestekens

Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

Bij gewone zinnen gebruik je een punt: We voetballen vanavond niet.
Na een vraag zet je een vraagteken: Wat vind je van mijn nieuwe broek?
Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is geweldig!

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens (bladzijde 34) 
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. Je zet een komma:
tussen twee persoonsvormen: Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees. 

Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en): Rianne spreekt Nederlands, Frans, Engels en Duits.


Tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin: Heb jij je huiswerk al af, Ewoud?
voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra: Mijn vriendin wil graag naar de bioscoop, maar ik kijk liever thuis naar een film.

Slide 11 - Tekstslide

Nieuw Nederlands online
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. Je zet een komma:
tussen twee persoonsvormen: Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees. 

Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en): Rianne spreekt Nederlands, Frans, Engels en Duits.


Tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin: Heb jij je huiswerk al af, Ewoud?
voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra: Mijn vriendin wil graag naar de bioscoop, maar ik kijk liever thuis naar een film.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Maken

Basis
Startopdracht en opdracht 
1 t/m 3 en 5 
op bladzijde 34 en 35

Extra oefenen
Juf Melis - onderdeel
hoofdletters


Uitdaging

Opdracht 4 op bladzijde 35

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Weet je wanneer je hoofdletters en leestekens moet gebruiken?

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Aan het eind van de lesweek kijken we samen naar het huiswerk.

De week daarna controleer je je zelf je gemaakte oefeningen.

Slide 17 - Tekstslide

Weektaak 36 afgerond

Slide 18 - Tekstslide